Zoek
Sluit dit zoekvak.

Helden van de radio

De grote Rudi Carrell, in Duitsland steevast “Der Rudi” genoemd, werd onlangs door zijn geboortestad Alkmaar geëerd voor het vele werk dat hij heeft verricht. Bij het horen van de naam Carrell kwamen als vanzelf weer de woorden in mij op die Rudi sprak tijdens een interview dat hem door een verslaggever van een bekend Nederlands weekblad werd afgenomen. “Ik weet nog goed hoe ik destijds thuis in de woonkamer een sportverslaggever nadeed, met in mijn hand een theezeefje als microfoon”, zei hij.

Op het moment dat ik destijds het betreffende interview las, realiseerde ik me dat het mij eigenlijk niet veel anders is vergaan in mijn jonge jaren. Toen ik een jaar of 13 was, had ik op mijn slaapkamer mijn eigen radiostation. Zonder zender natuurlijk en uitsluitend te horen door mijzelf. En de buurvrouw, zo bleek later. Maar dat was meer een kwestie van dunne wanden en slechte isolatie. Hoewel volkomen onzinnig, was mijn radiostation eigenlijk best wel wat. Ik had 3 vrienden die regelmatig langskwamen om hun programma’s te presenteren, ik sprak jingles in op een casettebandje en we hadden zelfs een eigen hitparade. Alles was er, tot in detail. De herkenningstune, de schuilnamen van de deejays en de metalen pijp met prop aluminiumfolie die dienst deed als microfoon. Maandenlang zat ik op mijn kamer te presenteren. Dagelijks stipt om 16:00 uur. Want mijn luisteraars mochten immers nooit teleurgesteld worden. En wat mijn moeder ook probeerde, het lukt haar niet om mij te laten stoppen met ‘radio maken zonder omroep’.

Helden had ik genoeg in die tijd. Bart van Leeuwen, Lex Harding, Peter van Bruggen en mijn absolute favoriet: Jeroen van Inkel. Mensen om echt naar op te kijken. Zij wisten keer op keer een groot deel der natie te vangen met hun spitsvondigheid, enthousiasme en perfecte timing. Zij hadden het in mijn ogen helemaal gemaakt en ik wilde niets liever dan ook zo worden. De radio was helemaal mijn wereld en ik kon maar niet begrijpen dat andere mensen, waaronder mijn eigen moeder, er zo negatief over deden. Dat radiowerk, dat vonden ze maar niks en ik moest later toch echt gaan uitkijken naar een echte baan. Dat het maken van een goed radioprogramma bepaald niet niks is, werd mij later door de praktijk bevestigd. Inmiddels zit ik zelf alweer zo’n 13 jaar achter de microfoon. En dan reken ik alleen vanaf het moment dat mijn programma’s ook daadwerkelijk werden uitgezonden. Nog altijd voel ik me echter niet ‘één van hen’. De drang om voet aan de grond te krijgen in de professionele radiowereld is er nog steeds. Evenzo is er de stellige overtuiging dat ik het in me heb om ver te komen. Dit laatste klinkt ongetwijfeld behoorlijk arrogant, maar dat mag wel eens een keertje. Niet voor niets merkte een gerespecteerd collega met een enorme dosis mediakennis onlangs op: ”Jij zou eigenlijk ontzettend veel geld moeten verdienen”.

Het aardige is, dat ik ongemerkt in die 13 jaar wel het nodige bereikt heb. Dagelijks luisteren op lokaal niveau heel wat mensen naar mijn programma’s. En onbewust herkennen velen de teksten van de door mij ingesproken jingles en reclames. Maar het meest bijzondere is toch wel, dat je uiteindelijk kunt concluderen hoe relatief alles is in dit leven. Want toen ik een aantal maanden geleden besloot om voor deze website een wekelijkse column te gaan schrijven, ging ik er weliswaar vanuit dat er mensen zijn die mijn pennevrucht zo nu en dan tot zich zouden nemen, maar dat zelfs mijn helden van vroeger mijn stukjes zouden lezen en becommentariseren, had ik niet verwacht. En toch is dat precies wat er gebeurd is. Enkele weken geleden ontving ik in mijn mailbox een reactie van een bekende radiocoryfee. Dat wil zeggen, zijn stem zullen velen herkennen uit duizenden. Zijn naam, die ik hier overigens niet zal prijsgeven, spreekt wellicht minder tot de verbeelding. Maar hij, de man wiens stem ik al zo vaak uit mijn speakers heb horen weerklinken, gaf zijn mening over mijn artikel. Ik! Eenvoudig radiomaker op lokaal niveau, weet een man met een jarenlange ervaring bij de moeder aller omroepen, kennelijk te boeien met mijn meningen en gedachtenspinsels! Een persoonlijke mijlpaal. Althans, zo voelt het. En ik vind dat ik daar best trots op mag zijn. Misschien ben ik stiekem toch al een beetje ‘één van hen’? Het wachten is nu nog op het moment dat een Harding, een Van Inkel, een De Mol of Van den Ende mij ontdekt. Misschien kan ik dan uiteindelijk toch nog worden wat ik altijd wilde…

Raimond Bos
presentator@hotmail.com