De persvrijheid in de wereld is in 2011 voor het eerst in acht jaar niet kleiner geworden. Dat is voor een groot deel te danken aan de Arabische Lente, maar ook in bijvoorbeeld Myanmar heeft de pers meer vrijheid gekregen. Dat zegt Freedom House, dat elk jaar een rapport uitbrengt over de wereldwijde persvrijheid.
Zoals gebruikelijk staan westerse democratieën hoog op de lijst van landen waar de persvrijheid het grootst is, al zijn de Verenigde Staten iets gezakt. Dat komt door de harde aanpak van journalisten die verslag deden van de protesten van Occupy Wall Street. Ook Groot-Brittannië scoort iets slechter dan voorheen. Het aftreden van premier Silvio Berlusconi heeft ertoe geleid dat Italië het iets beter is gaan doen, al is het nog steeds het enige land in West-Europa waar de pers volgens Freedom House slechts gedeeltelijk vrij is.
In landen waar zich de Arabische Lente voltrok en oude regimes werden verdreven, met name Egypte, Tunesië en Libië, zijn de nieuwsmedia bevrijd van hun ketenen, al is de pers er nog lang niet volledig vrij, zo staat in het onderzoeksrapport. In China en een aantal landen in Afrika en het Midden-0osten werd de berichtgeving over de Arabische Lente aan banden gelegd.
In veel landen, waaronder Rusland, Venezuela, Zimbabwe, China en Vietnam, zorgt een streng staatstoezicht op radio en televisie ervoor dat er niet vrijuit bericht kan worden, staat in het rapport. Chili en Hongarije hebben in plaats van een vrije pers nu nog slechts een gedeeltelijk vrije pers.
In 66 van de 197 onderzochte landen is de pers volgens Freedom House vrij, in 72 landen gedeeltelijk vrij en in 59 landen niet vrij. In acht landen is het rampzalig slecht gesteld met de persvrijheid. Dat zijn Wit-Rusland, Cuba, Equatoriaal Guinea, Eritrea, Iran, Noord-Korea, Turkmenistan en Oezbekistan.
Het in de VS gevestigde Freedom House doet onderzoek naar en zet zich in voor democratie, politieke vrijheid en mensenrechten. [Novum/AP/Radio.NL]