Zodra de veiling is afgerond moet het resultaat worden uitgevoerd: de “oude” frequenties moeten buiten gebruik worden gesteld en de nieuwe moeten in gebruik worden genomen. Dit vereist een groot aantal omzettingen van frequenties, waarbij ook een aantal frequenties “verhuist” van het publieke naar het commerciële domein en omgekeerd.
De feitelijke omschakeling van alle frequenties geschiedt door de in Nederland actieve (commerciële) zenderexploitanten, Nozema en Broadcast Partners. De nieuwe frequenties worden weliswaar uitgegeven aan radio-omroeporganisaties, maar voor het feitelijke uitzenden zijn zij voornamelijk van deze zenderexploitanten afhankelijk. Deze dienen tijdig de masten en antennes gereed te hebben, hetgeen een complexe logistieke operatie is en die bovendien een aantal (gemeentelijke) vergunningen zou kunnen vereisen, nl. milieuvergunningen i.v.m. eventuele wijzigingen in benodigde vermogens per opstelplaats en bouwvergunningen indien er in de constructie van de masten zaken moeten worden gewijzigd. De samenwerking tussen beide zenderexploitanten is essentieel bijvoorbeeld bij het delen van masten (site-sharing) en antenne-systemen.
De implementatie van zero base zal niet een grote ‘big bang’ kunnen zijn, maar een proces van enige maanden waarin successievelijk oude frequenties “uitgaan” en nieuw “aangaan”. Daarin vinden bovendien wisselingen van frequenties plaats tussen de publieke en commerciële omroepsectoren. Een geïntegreerd plan is dus noodzakelijk.
Uitgangspunt voor het Kabinet is dus dat vanwege de verwevenheid van het publieke en commerciële domein er een geïntegreerd roll-out plan voor zero base dient te komen. Thans is de situatie als volgt: Nozema en Broadcast Partners hebben een principe-overeenkomst gesloten met betrekking tot site- en antennesharing. Dat is een majeure stap die het steeds weer voorleggen van zaken aan de OPTA en de rechtbank vermijdt. Bovendien hebben zij toegezegd op zeer korte termijn een gezamenlijk implementatieplan gereed te hebben. Dit plan heeft naar verwachting een doorlooptijd van circa een jaar, zodat zero base kan zijn afgerond begin 2002. Daarbij geldt wel een aantal uitgangspunten:
** a. de internationale frequentie coördinatie wordt inderdaad succesvol afgerond op een wijze waarin het huidige plan voorziet (zoals reeds eerder aangegeven ligt dit overigens in de lijn der verwachtingen);
** b. de benodigde milieu-vergunningen geven geen noemenswaardige problemen en zijn beschikbaar via de regulier te hanteren termijnen, d.w.z. er worden geen bezwaarprocedures aangespannen. Dit element blijft een risico in zich houden, waarbij overigens V&W maximaal faciliterend, binnen de wettelijke mogelijkheden, zal optreden.
In het Kabinetsbeleid zero base dd. 19 mei 2000 wordt tevens aandacht gegeven aan het beleid met betrekking tot de lokale publieke omroep. Het streven van het kabinet is er op gericht lokale publieke omroepen te voorzien van adequate FM-frequentieruimte. Daarbij wordt het lokale publieke omroepen toegestaan, in principe met gelijkblijvend vermogen, in stereo uit te zenden. Na de daadwerkelijke implementatie van zero-base zal worden onderzocht hoe de verzorging in stereo bij lokale omroepen kan worden geoptimaliseerd.
In het kader van het frequentiebeleid wil het kabinet lokale minderhedenprogrammering ondersteunen door hiervoor frequentieruimte beschikbaar te stellen aan de publieke zendgemachtigden in de vier grote steden.
Wat betreft de kosten van de omschakeling is de technische omschakeling van de publieke omroep van belang. Het Kabinetsstandpunt zero base van 19 mei 2000 vermeldt dat de kosten van de technische omschakeling voor de publieke omroep voor zover toe te rekenen aan versnelde afschrijvingen en andere opstelpunten zullen, net als alle voorbereidings- en uitvoeringskosten van de veiling, worden vergoed uit de veilingopbrengst van zero base. Tevens wordt in het kabinetsstandpunt zero base gemeld dat de publieke omroep op zich geen baat heeft van de verruimde mogelijkheden van zero base en daarom niet geconfronteerd zou moeten worden met extra kosten. Een en ander impliceert dat de kostenstijging voor de publieke omroep als gevolg van de implementatie van zero base zullen worden vergoed. De exacte wijze waarop dit geschiedt wordt nog nader bepaald. Op dit moment wordt een voorstel voorbereid om de financiële en juridische relatie tussen de Staat, Nozema en de NOS inzake de technische implementatie van de publieke omroep te regelen. In een eerste gesprek over de totale kosten vor de publieke omroep heeft Nozema aangegeven dat dit enige tientallen miljoenen kan kosten. Dit bedrag dien nog nader te worden vastgesteld, maar geeft wel een orde van grootte aan met betrekking tot deze operatie.