De UMTS veiling in 2000 heeft aanleiding gegeven tot de nodige discussies, zowel binnen het parlement en de overheid, als zeker ook daarbuiten. Dit heeft ertoe geleid dat er bij de voorbereidingen van de zero base veiling is nagegaan welke lessen daar-uit konden worden geleerd. Dit resulteerde in het toevoegen van een tweetal elemen-ten: het kunnen hanteren van een ‘noodrem’ en het toepassen van een financieel instrument .
2.1 De ‘noodrem’
De ‘noodrem’ voor de veiling van zero base wordt gevormd door een combinatie van maatregelen:
– het beperken van informatie aan bieders tijdens de veiling;
– bieders uitsluiten van de veiling indien zij de veiling hebben verstoord;
– mogelijkheid van de staatssecretaris V&W om de veiling op te schorten.
Deze maatregelen zijn gericht op het voorkomen van verstoring van de veiling door bijvoorbeeld samenspanning en het creëren van extra ruimte om maatregelen te ne-men als zich omstandigheden voordoen, die een ordelijk verloop van de veiling versto-ren. Van de genoemde maatregelen is de invulling van de eerste anders dan bij UMTS (waar meer informatie aan de bieders werd verstrekt); voor de andere twee is – na een uitgebreide juridisch-beleidsmatige analyse – geconcludeerd dat op basis van de reeds voor UMTS gedefinieerde bevoegdheden de staatssecretaris V&W voldoende moge-lijkheden heeft om – indien daar aanleiding toe is – in te grijpen in het veilingverloop.
Daarnaast zal er enkel voor de landelijke FM-veiling sprake zijn van een additionele noodremfunctionaliteit. Dit betreft het hanteren van een andere veilingmethode (t.o.v. de gekozen simultane meerronden veiling) indien het aantal tot de veiling toegelaten partijen 10 is of minder (bij 8 kavels). Indien dit zich voordoet zal de alternatieve vei-lingmethode worden gehanteerd waarbij de deelnemers éénmaal een gesloten bod uitbrengen. De beslissing hiertoe wordt vóór de aanvang van de veiling genomen. Is de simultane meerronden veiling eenmaal van start gegaan, dan wordt daar niet meer van afgeweken, aangezien dit juridisch en praktisch op grote problemen stuit.
2.2 Financieel instrument
a. Inleiding
Bij zero base is er van uitgegaan dat de verkrijger van een vergunning voor het gebruik van de ongeclausuleerde landelijke FM-frequenties een nader te bepalen eenmalig bedrag verschuldigd is. De daartoe geldende regeling moet in werking zijn getreden op het moment waarop de aanvragen kunnen worden ingediend. In de tijdsplanning waar het Kabinet voor kiest is dat begin mei 2001. Is de regeling op dat moment niet in werking getreden, dan zal de veiling plaatsvinden zonder financieel instrument. Het bedrag maakt geen onderdeel uit van de veiling, maar is op een in de ministeriële regeling te bepalen tijdstip verschuldigd.
b. Tijdschema
Het kabinet is voornemens om op zeer korte termijn een wetsvoorstel in te dienen dat beoogt in de Telecommunicatiewet een grondslag te creëren om bij uitgifte van fre-quentieruimte een financieel instrument in te zetten.
Met de inwerkingtreding van deze wetswijziging is grote spoed geboden omdat de uitvoering van de zero base veiling onder tijdsdruk staat. De uitgangspositie bij de planning van zero base, is dat de veiling uiterlijk vóór 1 september 2001 moet zijn afgerond. Dan gaan immers de nieuwe, internationaal gecoördineerde frequentie-rechten in. Ik kom daar later in mijn brief op terug.
c. Toepassen financieel instrument
De zero base-kavels zijn economisch gezien onder te verdelen in twee categorieën: kavels met hoge winstverwachtingen (ongeclausuleerd landelijk FM) en kavels met geringe winstverwachtingen (nieuwszender, niet-landelijk FM en middengolf). Voor de eerste categorie is, mede gebaseerd op het feit dat voor landelijk FM de nodi-ge ervaringsgegevens beschikbaar zijn, gekozen voor een eenmalig bedrag. Dit bete-kent dat, op basis van de beschikbare informatie en aannames over te verwachten marktaandelen en de gewenste ‘rate of return’ een inschatting wordt gemaakt van de bandbreedte van economische waarden van de betreffende kavels. Het langs deze lijn te bepalen bedrag zal bekend worden gemaakt nadat het wetsvoorstel financieel in-strument naar de TK is gezonden. Voor de tweede categorie is, met name vanwege het beperkte inzicht in deze markt, ervoor gekozen om af te zien van het opleggen van een bedrag.