In de chaotische gang van zaken rond de veiling van omroepfrequenties dreigt een herleving van oude politieke tegenstellingen. Als er iets is waaraan Nederlandse politieke partijen in verkiezingstijd traditioneel geen behoefte hebben, dan is het opschudding over omroeppolitiek.
Toch dreigt dat – net als in 1986 – te gebeuren. De luisteraars naar Radio 538 en Sky Radio, wier eigenaars er weinig trek in hebben veel geld te moeten bieden bij de veiling van frequenties waarop zij nu uitzenden, hebben na oproepen via hun geliefde zenders het e-mail- en telefoonbombardement op Haagse ministeries en Kamerfracties hervat.
Eén ding lijkt zeker in het vrijwel onontwarbare kluwen van technische, commerciële, politieke en ideologische argumenten waarmee de kwestie van de veiling van landelijke FM-frequenties is verbonden: het gisteren door het kabinet gepresenteerde voorstel zal de discussie geenszins doen verstommen.
Zelfs wanneer het volgende week in de Kamer zou worden aangenomen, wat zeer onwaarschijnlijk is, dan volgen nog maanden van juridische procedures van radiozenders. De door het kabinet voorgestelde vrije veiling van zes frequentiekavels (en vier andere aan doelgroepzenders) is voor de bestaande zenders immers even onaantrekkelijk als de eerder voorgestelde veiling van zeven kavels zonder verdere voorwaarden.
Erik de Zwart van Radio 538 kondigde gisteren namens de bestaande commerciële zenders in de ether aan dat zij, na een eventueel gunstige Kameruitspraak, de rechter in kort geding om een voorlopige voorziening zullen vragen, die de veilingplannen voorlopig verijdelt.
Maar zover hoeft het waarschijnlijk niet te komen. Het nieuwe kabinetsvoorstel – tot stand gekomen na Kamerbreed verzet tegen het vorige en een volgens het kabinet juridisch onhoudbaar compromisvoorstel van de commissie-Bouw – maakt volgende week in de Kamer namelijk weinig tot geen kans.
In maart gingen de anders in meerderheid voor de referendumgedachte zo huiverige Kamerleden unaniem om, toen tienduizenden luisteraars verontwaardigd reageerden op het vorige kabinetsvoorstel, omdat het hun geliefde station wel eens uit de ether zou kunnen doen verdwijnen. De Kamer wenste een voorkeursregeling voor de bestaande stations.
Juridisch onmogelijk, vond het kabinet, vanwege de Europese regelgeving en de principes van economische mededinging. De commissie-Bouw ontwierp op verzoek van het kabinet een compromisplan: zeven kavels verstrekken aan de bestaande zenders en drie aan nieuwkomers. Volgens het kabinet is dat echter evenmin juridisch houdbaar, en is de gisteren voorgestelde formule – vrij veilen van zes kavels, en vier voor doelgroepzenders in de sfeer van klassieke muziek, nieuws en Nederlands repertoir – de enige mogelijke.
Tenminste: als de Kamer wil dat de zaak nog in de huidige kabinetsperiode wordt geregeld. Na nog twee jaar ambtelijke voorbereiding is er straks nog een andere juridisch haalbare kaart: verdeling van de frequenties aan de hand van inhoudelijke criteria, in de beste tradities van een sterk overheidsgestuurd Nederlands mediabeleid, dat er immer op gericht was het de publieke omroepen die vooral met PvdA en CDA zijn verbonden te gerieven en het commerciële aanbieders zo moeilijk mogelijk te maken.
Het is dit perspectief dat de VVD er volgende week toe zal brengen toch maar voor het nieuwe kabinetsvoorstel te stemmen, al had ook VVD-woordvoerder Nicolaï wel graag meer consideratie voor de bestaande commerciële stations gewild, en ziet hij de vier doelgroepkavels als een smet op het principe van vrije veiling. Als de VVD vóór stemt, heeft dat bovendien het voordeel dat staatssecretaris Monique de Vries (Verkeer en waterstaat), eerstverantwoordelijke voor het kabinetsvoorstel, niet verder onnodig in de kou wordt gezet.
De VVD, traditioneel op de bres voor liberalisering in omroepland, ziet de dreigende verdeling van frequenties op inhoudelijke gronden door middel van een zogeheten beauty contest als een `communistische formule’.
Bij de PvdA is de waardering voor de gedachte aan inhoudelijke criteria bij de verdeling erg toegenomen, sinds in augustus vorig jaar de vernieuwingsgerichte mediawoordvoerder Van Zuylen na conflicten de Kamer verliet. Sindsdien heeft fractieleider Melkert zijn greep op de mediawoordvoering volledig hersteld: eerst komen de belangen van de publieke omroep, meer in het bijzonder de VARA, en daarna zal de overheid eens zien wat voor nuttige rol er kan zijn weggelegd voor commerciële omroepen.
De PvdA vindt in dit streven als altijd het CDA, al vanaf het begin voorstander van de beauty contest, aan haar zijde – een aardig gegeven voor de verkiezingen in mei en de daarop volgende kabinetsformatie. Misschien kan een compromisvoorstel van Bakker (D66) de VVD en de PvdA nog verzoenen in de omroeppolitiek: wél een contest, maar niet op inhoudelijke beauty, doch op economische criteria als marktaandeel en gepleegde investeringen. Nog voor de verkiezingen. (28 juni 2001)