Met de deur in huis vallen, meteen zeggen waarop het staat, duidelijkheid voorop!
Kortom lees het volgende:
De Dienst Omroepbijdragen werd eerder dit jaar afgeschaft door Staatssecretaris Rick van der Ploeg, omdat vanaf 1 januari het kijk- en luistergeld niet meer wordt geïnd. Einde van dit verhaal? Bijlange niet want… de Dienst Omroepbijdragen gaat momenteel gewoon door met het versturen van nota’s voor volgend jaar. En dat kan, want de nieuwe maatregel, om kijk- en luistergeld te innen via de inkomstenbelasting is nog steeds niet door het parlement bekrachtigd.
IN DE PRAKTIJK
Niet minder dan zes miljoen geregistreerde radio- en TV-bezitters moeten dus eerst hun bijdrage betalen, waarna ze de overbodig betaalde som, later (enige vorm precieze ontbreekt) teruggestort krijgen. Enkele honderdduizenden Nederlanders kregen de voorbije week rekeningen van ongeveer 250 gulden, goed voor de periode oktober 1999 tot en met september 2000. Het was de aanleiding voor een massale telefonische bestorming van ongenoegen bij de Dienst Omroepbijdragen in Den Haag, met gigantische wachttijden als gevolg.
WE VOLGEN DE SPELREGELS
Woordvoerster C. Slot van de Dienst Omroepbijdragen verklaarde aan De Telegraaf: – Het wetsvoorstel wordt medio december behandeld door de Eerste Kamer. Tot die tijd versturen we nota’s. Als de wet wordt aangenomen, doen we ons uiterste best om het teveel betaalde geld na 1 januari zo snel mogelijk terug te storten. – Hoe lang deze omslachtige operatie in beslag zal nemen, kon ze niet zeggen.
LOGICA ZOEK?
Zou het daarom niet een stuk logischer zijn om iedereen slechts tot 1 januari te laten betalen, zoals de Consumentenbond oppert? Bovendien vindt deze laatste dat de restitutie snel moet gebeuren. – Als het langer gaat duren, moet er worden terugbetaald met rente. – De Dienst Omroepbijdragen waarschuwt echter al diegenen die van plan zouden zijn om voor het laatste kwartaal van 1999 helemaal niks meer te betalen. – Onze (resterende, nvdr) controleurs gaan tot de jaarwisseling door met hun werk en leggen zwartkijkers nog steeds boetes op. De pakkans blijft aanwezig. -, aldus C.Slot tot… slot. (Telegraaf)
OLON EN DE FISCALISERING OMROEPBIJDRAGE
Olon, de overkoepelende organisatie van Nederlandse lokale omroepen, roert zich eveneens in het debat over de fiscalisering van de omroepbijdrage. Er werd een nieuwe brief gestuurd aan de leden van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
Geachte leden van de Commissie,
Hierbij willen we, in het verlengde van de mondelinge toelichting op 14 september jongstleden, reageren op het wetsvoorstel inzake de fiscalisering van de omroepbijdrage. Om werkelijk invulling te geven aan alle formuleringen in het wetsvoorstel (zie vooral het nieuwe artikel 110), de Memorie van Toelichting en aan eerder gedane toezeggingen stelt de Olon het volgende voor:
1. Er moet een compensatieregeling komen voor de schade, die aantoonbaar geleden is doordat besluitvormingsprocessen inzake de lokale opslag uitgesteld dan wel afgesteld zijn. Lokale overheden en omroepen zijn voortdurend in het ongewisse gelaten over mogelijke gevolgen van de fiscaliseringsplannen en er niet bij betrokken.
2. De Olon accepteert alleen een compensatieregeling, die gelijkwaardige waarborgen t.a.v. de financiering van lokale omroepen oplevert als de wettelijk vastgelegde opslag op de omroep- bijdrage nu. Zeker in dit verband houden we de regering aan alle toezeggingen. Een compensatie via het Gemeentefonds voldoet niet zondermeer aan deze harde, kwalitatieve eis. Dat geldt des te meer nu de VNG geen voorstander lijkt van een ‘specifieke’ dotatie in het Gemeentefonds. Er is daarom nieuw overleg nodig, nu wel met de direct betrokkenen, het ministerie van OC&W, het Commissariaat voor de Media, de VNG en de Olon, over de manier waarop de publieke lokale omroepen gecompenseerd gaan worden. Daarbij is een optie de instelling van een specifiek fonds, beheerd door het Commissariaat en gecontroleerd door belanghebbenden, de VNG en de Olon.
3. Voor compensatie moet circa 16 miljoen in plaats van 3 miljoen gulden beschikbaar zijn. Er moet voldoende beschikbaar zijn voor lokale omroepen, waarvoor nog geen opslag was ingevoerd. Het bedrag is afgeleid van een opslag van maximaal twee gulden per ‘houder van één of meer ontvanginrichtingen’ (huishoudens en bedrijven/instellingen).
In het hele fiscaliseringsproces hebben de belangen van publieke lokale omroepen tot nu onvoldoende meegewogen. De tijd dringt, de regering streeft ernaar de Omroepbijdrage per 2000 af te schaffen. Het huidige systeem van opslag op de omroepbijdrage biedt goede waarborgen voor een onafhankelijke positie van de publieke omroep. Als er voor het lokale niveau geen gelijkwaardige regeling komt, dan dient de fiscaliseringsoperatie, zeker voor wat betreft de lokale opslag, te worden stopgezet.
Hoogachtend,
Namens het Bestuur van de Olon
P. de Wit, directeur.
TOELICHTING UIT DE BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN OC&W
– Er zijn ambtelijk twee opties bestudeerd, waarbij in beide gevallen de vraag centraal staat op welke wijze de uitvoeringskosten kunnen worden beperkt, zonder de positie van de omroep zelf aan te tasten. – (03/05/1999)
De staatssecretaris in juni: – Met andere woorden: de inning van de lokale en regionale opslag wordt hierdoor gewijzigd, maar dat mag geen negatieve gevolgen hebben voor regionale en lokale omroepen. –
UIT HET WETSVOOSTEL, HET NIEUWE ARTIKEL 110
– De instellingen die zendtijd hebben verkregen voorzien op onafhankelijke wijze in publieke omroep door verzorging van publieke omroepprogramma’s. Daartoe hebben de instellingen die zendtijd hebben verkregen op de wijze zoals geregeld in deze wet aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas die een kwalitatief hoogwaardige programmering mogelijk maakt en waardoor continuïteit van financiering gewaarborgd is. –
UIT DE MEMORIE VAN TOELICHTING
– Bijzonder aandachtspunt bij de uitwerking hiervan is dat de onafhankelijkheid van de publieke omroep en zijn financiering gewaarborgd moet zijn op een wijze die gelijkwaardig is aan de bestaande financiering uit de omroepbijdragen. – en – Uitgangspunt voor het nieuwe stelsel is dat de rijksbijdrage voor de publieke omroep zodanig wordt geregeld dat de positionering van de bijdrage vergelijkbaar is met de huidige financiering van de publieke omroep uit de omroepbijdrage. –
1. DE AANLOOP
We moeten helaas constateren, dat er al in het traject naar dit wetsvoorstel door de regering bijzonder onzorgvuldig is gehandeld. In allerlei brieven, beleidsvoornemens en in uitspraken zijn toezeggingen gedaan over de positie van de publieke omroep en waarborgen afgegeven dat er geen negatieve gevolgen zouden zijn voor de publieke omroep (zie ondermeer citaten hierboven). Toch hebben we al in een vroeg stadium (brief dd. 15 februari en 29 april 1999) gemeld, dat alleen al het ter discussie stellen van de omroepbijdrage tot gevolg had dat bij gemeenten het traject om tot een opslagbesluit te komen, werd vertraagd of zelfs stopgezet. Blijkbaar ontbrak het vertrouwen bij gemeenten dat er ook voor de lokale publieke omroep een volwaardige (kwalitatief en kwantitatief) oplossing zou komen. In de mei-circulaire van het Gemeentefonds werd de compensatie van de lokale opslag nog in twijfel getrokken, wat de argwaan op lokaal niveau nog verder versterkte. En, om het allemaal nog erger te maken, bleek uit de brief, die op 1 juli 1999 aan de Tweede Kamer werd verstuurd, dat de financiële gevolgen van de fiscalisering voor lokale omroepen en gemeenten helemaal niet zouden worden gecompenseerd. Door het uitstel en soms zelfs afstel van de instelling van lokale opslag in verschillende gemeenten hebben lokale omroepen aldaar al schade geleden. De regering heeft zich ten aanzien van de publieke lokale omroepsector niet aan toezeggingen gehouden. Deze schade moet gecompenseerd worden. Wij stellen voor om gemeenten en lokale omroepen in de gelegenheid te stellen gemotiveerd en gedocumenteerd deze schade te claimen en vervolgens tot vergoeding ervan over te gaan.
2. HET WETSVOORSTEL: WIJZE VAN COMPENSATIE
Ook in het vervolgtraject, vanaf de brief van 1 juli 1999 waarin de Tweede Kamer nader ingelicht wordt over de fiscalisering, beschouwen we als volstrekt in strijd met uitgangspunten, zoals de regering die zelf geformuleerd heeft inzake het fiscaliseringsproces. In de brief van 1 juli, en later bevestigd in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel, wordt overleg aangekondigd over de financiële gevolgen met de VNG. Dat heeft geleid, voor zover we daar informatie over hebben, tot het instellen van een werkgroep, waarbij partijen als ministeries van OC&W, Binnenlandse zaken, Financiën, het Gemeentefonds, Provinciefonds, IPO en de VNG betrokken zijn.
Noch over de status, noch over de taakstelling, noch over de verantwoordelijkheden, noch over waartoe dit overleg leidt (Advies? Advies aan wie? Status van advies?) is enige duidelijkheid. Wel is duidelijk dat de direct betrokkenen, de publieke lokale omroepen (daar is de lokale opslag toch voor bedoeld) niet bij dit overleg betrokken zijn. Voor de Olon is dit al een volstrekt onaanvaardbare werkwijze.
De Olon is van mening dat er nieuw overleg moet starten over de manier, waarop de publieke lokale omroepsector moet worden gecompenseerd voor het verdwijnen van de wettelijke opslagregeling en eist, als officieel overlegorgaan van lokale omroepinstellingen, betrokken te worden bij dit overleg.
Bij dat overleg moet ook de compensatie via het Gemeentefonds ter discussie staan, zeker nu het er op lijkt dat het instrument van ‘specifieke uitkering aan het Gemeentefonds’ voor VNG niet aanvaardbaar is en het instrument ‘specifieke uitkering’ überhaupt ter discussie staat. Voor de Olon is het echter een absolute voorwaarde, dat de middelen, die ter compensatie voor de lokale opslag beschikbaar komen, op een volstrekt eenduidige manier en zonder extra voorwaarden volledig voor publieke lokale omroepen ter beschikking komen.
De Olon stelt voor te onderzoeken of compensatie mogelijk is via een onafhankelijk Fonds met een wettelijk omschreven bestedingsverplichting. Het beheer van dit Fonds zou ondergebracht kunnen worden bij het Commissariaat voor de Media. Direct betrokkenen, bijvoorbeeld de VNG en de Olon, zouden een rol kunnen spelen bij het toezicht op het functioneren van dit Fonds.
3. HET WETSVOORSTEL: HOOGTE COMPENSATIE
In de Memorie van Toelichting wordt gesproken over een verhoging van het Gemeentefonds met circa drie miljoen gulden. Dit bedrag is echter volstrekt ontoereikend om ook gemeenten en lokale omroepen, die na juli 1999 de opslag hebben ingevoerd of willen invoeren, te compenseren. Daarmee wordt geen uitvoering gegeven aan hetgeen geformuleerd is in de memorie van Toelichting: – Bijzonder aandachtspunt bij de uitwerking hiervan is dat de onafhankelijkheid van de publieke omroep en zijn financiering gewaarborgd moet zijn op een wijze die gelijkwaardig is aan de bestaande financiering uit de omroepbijdragen. – en – Uitgangspunt voor het nieuwe stelsel is dat de rijksbijdrage voor de publieke omroep zodanig wordt geregeld dat de positionering van de bijdrage vergelijkbaar is met de huidige financiering van de publieke omroep uit de omroepbijdrage. –
Het huidige voorstel leidt tot discriminatie tussen gemeenten die voor of na juli 1999 een lokale opslag hebben ingevoerd. Bovendien leidt het tot een situatie, waarbij iedereen meebetaalt via de inkomstenbelasting aan de compensatie van drie miljoen en maar moet afwachten of de lokale omroep ter plaatse ervan profiteert.
De Olon eist een zodanige financiële compensatieregeling, dat ook lokale omroepen, waarvoor nu nog geen opslag ingesteld is, aanspraak kunnen maken op twee gulden per huishouden. Dat betekent, dat er in principe een bedrag van omstreeks zestien miljoen beschikbaar moet zijn. Het bedrag is afgeleid van een opslag van maximaal twee gulden per ‘houder van één of meer ontvanginrichtingen’ (huishoudens en bedrijven/instellingen).
( Bron: RadioVisie)