Een aantal jaren geleden las ik ergens een tekst over de door overheid en Commissariaat voor de Media bejubelde samenwerking tussen lokale en regionale omroepen. Even voor de minder ingewijden: we spreken hier dus over een samenwerking op programmaniveau tussen de lokale omroepen, die zich beperken tot het uitzenden binnen een bepaalde gemeente, en de provinciale zender. In de praktijk is er meestal van een echte samenwerking geen sprake. De lokale omroep zendt, bij gebrek aan eigen medewerkers of financiën, een gedeelte van het provinciale programma uit en voldoet aldus toch aan de gestelde eisen voor het uitzenden van informatieve programma’s. Andersom zendt de regionale omroep zelden een programma uit van de lokale zenders. In de tekst, waarover ik in de eerste regel van deze tekst schreef, stond te lezen dat de oorzaak hiervan moet worden gezocht in het feit dat medewerkers van lokale omroepen over het algemeen vallen onder de categorie “goedbedoelende amateurs”.
Ja, dat laatste is natuurlijk logisch. De beperkte mogelijkheden van een lokale omroep, zowel op het gebied van programmering als van acquisitie, maken het niet of nauwelijks mogelijk professionele arbeidskrachten in te schakelen. Maar heel wat medewerkers van de lokale zenders zijn na verloop van tijd doorgestroomd naar een betaalde baan in de professionele radiowereld. Dus wat dat betreft mogen de grote(re) zenders blij zijn dat de kleintjes er zijn, het is immers de bekende kweekvijver waarin ze regelmatig vissen. En daar heb ik verder ook helemaal niets op tegen. Toch vind ik dat de medewerkers van de lokale omroepen niet allemaal over één kam geschoren kunnen worden. Hoe klein en onbeduidend een radiostation misschien soms is, er kunnen wel degelijk grote talenten rondlopen. Mensen die gewoon nog niet ontdekt zijn, mensen die het radio maken puur als hobby naast hun andere werk willen blijven doen en er niet over piekeren om betaald als radiomaker aan de slag te gaan, maar ook mensen die het professionele wereldje vaarwel hebben gezegd en op deze manier nog wat binding houden met het medium radio.
Een voorbeeld van deze laatste categorie is Frans van Dusschoten. Jarenlang stond hij op de planken naast Neerlands volkskomiek nummer één, André van Duin. Eveneens jarenlang was hij één van de stemmen van De Fabeltjeskrant, waarin hij onder meer de typetjes Meneer de Uil, Momfer de Mol en Chico Lama neerzette. Velen zullen niet weten dat Frans zich daarnaast ook nog eens zeer verdienstelijk heeft gemaakt voor liefdadige instellingen zoals het Astmafonds. Na zijn carrière voor de landelijke radio en televisie te hebben beëindigd besloot Frans te gaan genieten van zijn pensioen. Maar met een wekelijks programma voor de OSU in Uitgeest bleef hij toch nog de mediaman die hij altijd is geweest. En Frans is bepaald geen amateur! Hij is één van de ongetwijfeld zeer vele voorbeelden die in dit verband kunnen worden aangehaald. Wat ik hiermee wil zeggen is: er gebeurt heel wat bij de lokale zenders. Het probleem zit hem volgens mij vooral in het gebrek aan organisatiestructuur, waarmee veel zenders te maken hebben. En, let wel: dit is geen verwijt. Sterker nog, als er iets te verwijten valt, is dat verwijt in de eerste plaats aan mijn eigen organisatie, dus ook aan mijzelf, gericht.
Vandaag was weer een mooi voorbeeld van wat er allemaal (hoorbaar!) mis kan gaan bij een lokale zender. Uiteraard door een samenloop van omstandigheden, maar toch. Dingen die niet mogen gebeuren bij een radiostation, dat professionaliteit wil uitstralen, gebeurden toch. En echt grip heb je op zo’n moment niet op de situatie. Een paar voorbeelden? Oké, houd u vast. Allereerst was er een rechtstreeks verslag van een plaatselijk wielerevenement, dat behoorlijk bemoeilijkt werd door het feit dat de locatiezender en -ontvanger niet goed functioneerden. Het verslag werd derhalve verzorgd via een tweetal GSM-toestellen. Niet ideaal voor het maken van een kwaliteitsverslag. De overmatige stortbuien droegen ook al niet bij aan die kwaliteit, evenals de ongelukkige locatie in de vrachtwagen van de geluidsfirma, bereikbaar via een zes treden hoog uiterst gevaarlijk trappetje. De gemiddelde luisteraar zal een leuk gevarieerd programma hebben kunnen horen, maar voor de medewerkers was het afzien. Het kan en moet allemaal veel mooier, veel professioneler.
Vervolgens ging er het één en ander mis vanuit de studio. Een herhaling van een programma die niet gepland was en dus bijna helemaal niet zou zijn uitgezonden, kon nog net twee minuten voor uitzending in de computer worden gezet op basis van telefonische instructies. Dit werd verzorgd door iemand die weliswaar enige algemene kennis van computers bezit, maar nog nooit met de betreffende software op deze wijze heeft gewerkt. En nog geen uur later ging het weer fout. Doordat er anders geschakeld moest worden dan gebruikelijk is, was een cruciale fout gemaakt waardoor het signaal uiteindelijk gedurende twintig minuten geheel wegviel. Oorzaak: de laatste aanwezig had het pand inmiddels verlaten en de stilte viel pas een half uur later. Door oplettendheid van een medewerker thuis werd in allerijl actie ondernomen om de programmering te hervatten. Ook het noodsysteem had namelijk in de bewuste situatie geen effect kunnen hebben. Wanneer de fout niet of pas veel later was ontdekt, hadden de luisteraars het tot die tijd zonder programma’s moeten doen. En weer een uur later waren er een paar verschrikkelijk valse platen te horen. Gaatje niet in het midden, zo meende de presentator. Kan echter ook heel goed aan de draaitafels hebben gelegen, die opvallend veel gebreken vertonen de laatste tijd.
Weet u, ik kan me ontzettend ergeren aan al deze voorvallen. Veelal veroorzaakt door een combinatie van twee dingen, te weten: gebrek aan geld en gebrek aan motivatie. Een derde oorzaak, die op de achtergrond meespeelt, is het feit dat de gemiddelde lokale omroep zoveel tijd moet investeren in het blijvend voldoen aan de in de mediawet gestelde regels, dat het daadwerkelijke doel van de omroep, namelijk het maken van programma’s, in het gedrang komt. Een simpel voorbeeld: wie een jaarverslag aan het schrijven is, kan niet tegelijkertijd een programma voorbereiden. En het is nu eenmaal zo dat bij de meeste lokale omroepen de bestuursleden en de dagelijkse leiding zelf ook programmamakers zijn. Trouwens, dat is niets vreemds. Ook bij andere omroepen zien we dit terug. Erik de Zwart en Tom Mulder zijn beiden omroepbaas, maar maken zelf ook programma’s. Ook Carel van Kooten kunnen we tegenwoordig tot dit rijtje rekenen en zo zijn er nog wel een stel, denk ik.
Zelf ben ik inmiddels al veertien jaar, met onderbrekingen, als amateur op de radio te horen. Da’s langer dan menig professional. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat het hier geen aaneengesloten periode van veertien jaar betreft. Eigenlijk is het een half jaar, daarna een tijdje niets, vervolgens een maand of negen, weer twee jaar niets en uiteindelijk ruim acht jaar aan één stuk. Vooral die laatste acht jaar ben ik eigenlijk geen “amateur” meer. Althans, niet in zeker opzicht. Oké, ik wordt er niet voor betaald, dus val ik automatisch in de categorie “amateur”, maar ik gedraag me, waar mogelijk, wel alsof ik ervoor betaald zou worden. Maar ik wordt wel eens moedeloos van de ellendige omstandigheden waarin ik mijn grote passie moet bedrijven. Velen zouden allang hebben afgehaakt, maar kennelijk is er een grenzeloos doorzettingsvermogen, deels veroorzaakt door de verslaving aan het medium radio, die ervoor zorgt dat ik blijf doorploeteren, in afwachting van betere tijden…
Raimond Bos
presentator@hotmail.com