De directeur van de NOS vindt dat de manier waarop het Songfestival verloopt moet veranderen. Het lukte Edsilia Rombley niet om de finale te bereiken.
Gerard Dielessen, de directeur van de NOS, vindt dat er iets moet veranderen aan de manier waarop het Eurovisie Songfestival verloopt. “Ik moet energie stoppen in de discussie hoe het beter en anders moet”, zegt hij. “Ik weet zeker dat behoorlijk wat landen een probleem gaan maken van het Songfestival.”
Het lukte Edsilia Rombley donderdagavond niet om namens Nederland de finale van het jaarlijkse liedjesfestijn te bereiken. Geen enkele West-Europese favoriet, zoals Zwitserland, Andorra, of Denemarken, ging door naar de finale. In heel West-Europa is ophef ontstaan over de manier waarop Oost-Europese landen elkaar jaarlijks het hoofd boven water lijken te houden tijdens het evenement.
Zaterdag strijden de winnaars van de halve finale, negen Oost-Europese landen en Turkije, om de winst met de veertien landen die direct voor de eindstrijd waren geplaatst.
Ondanks het feit dat Nederland al jaren slecht presteert, wil de hoogste NOS-baas niets weten van een boycot. “Nee, dat heb ik al eerder gezegd, dat is geen optie”, zegt hij stellig. “We moeten wel met de organisatie in discussie gaan over het stemmen.”
Volgens de organisatie van het Songfestival zijn de kijkers de experts. Daarom wordt via televoting besloten over welke kandidaten in de finale staan. Ze noemt dit de meest democratische manier om een winnaar bepalen. “Dat kan wel zo zijn, maar dan loop je wel het risico dat op den duur de West-Europese landen toch echt gaan afhaken” reageert Dielessen. “Dat kan niet de bedoeling zijn.”
Een apart Songfestival voor de West- en Oost-Europese landen is voor Dielessen geen oplossing. “Ik vind het juist mooi dat het Eurovisie Songfestival het oosten en westen van Europa verbindt”, zegt hij. “Een scheiding tussen deze twee zou niet goed zijn.” Dielessen ziet wel iets in een vakjury gecombineerd met de stem van de kijker.
[Novum]