De toekomst van de lokale omroep (2)

De eeuwige achilleshiel van de lokale omroep is het tekort aan budget. Het opzetten van een lokale omroep voor meerdere gemeenten kan hiervoor een goede oplossing zijn omdat dan de budgetten van alle betrokken gemeenten voor één streekomroep gebruikt kunnen worden. Maar wat doe je dan vervolgens met dat budget? Welke prioriteiten ga je stellen?

Als het aan de programmamakers zou zijn is het antwoord  hoogstwaarschijnlijk een Optimod en Dalet. Als u daar echt voldoende budget voor heeft schaf het dan in vredesnaam aan, het zal uw station ten goede komen. Maar misschien zijn er ook goede goedkopere alternatieven zodat u weer budget overhoudt voor andere zaken. Het is dus vooral een kwestie van goed prioriteiten stellen.

Het slimste is om te investeren in dingen die direct een positieve invloed hebben op de indruk die de luisteraar heeft van uw station. U kunt er dus bijvoorbeeld voor kiezen om een iets goedkoper automatiseringssysteem te kopen wat ook voldoet en de rest besteden aan verbeterde vormgeving. Zoals ik in deel 1 al aangaf draaien veel lokale omroepen met een zeer verouderd jinglepakket. Nostalgisch gezien is het best leuk om nog eens te horen wat er hip was op jinglegebied in de jaren 80, maar erg goed voor uw imago is het niet. Gedateerde vormgeving wekt de indruk dat het station ook gedateerd is, simpelweg omdat het gedateerd klinkt.

Investeer daarom zoveel mogelijk in zaken die er direct voor zorgen dat uw station beter en professioneler klinkt, meer aanzien geven en uw station daardoor meer luisteraars trekt. Dat kan ook betere apparatuur zijn voor interviews, algemeen budget voor een bepaald programma of goede coaching van de programmamakers. Vooral dat laatste wordt nogal eens vergeten. Uw station kan de allerbeste apparatuur en andere faciliteiten hebben, maar het succes staat of valt uiteindelijk met de mensen en hun kennisniveau. Investeer daarin. Neem een DJ-coach in de arm of huur eens een consultant in om als objectieve buitenstaander uw station door te lichten en te beluisteren. De luisteraar beoordeelt uw station op wat er uit de radio komt, niet op dat uw studio luxe is ingericht of dat u een bepaald merk processor heeft staan. Misschien doen uw programmamakers dat, maar uw luisteraars niet.

Als lokale omroep heeft u de verplichting om aan de ICE-norm te voldoen. 50% van de zendtijd tussen 7.00 en 23.00 uur moet worden besteed aan informatie, cultuur en educatie. Er zit nogal wat rek in de definitie hiervan, dus u heeft ruimte om dit zo goed mogelijk aan te passen op uw doelgroep. Maak dus nooit de fout om zomaar wat uit te zenden om aan de norm te kunnen voldoen. U zult uw luisteraars er waarschijnlijk geen plezier mee doen. Denk goed na over het nut van de programma-invulling. Zou u zelf aan de radio gekluisterd zitten bij een live verslag van de rommelmarkt? Heeft het wel zin om iedere week een Beatles programma uit te zenden? Vraag u af bij alles wat uw station doet of het de tijd en aandacht van de luisteraar waard is. Dat geldt ook voor de manier waarop dingen worden gedaan. Als u het op een echt leuke en interessante manier voor de luisteraar kunt brengen kan dat verslag van die rommelmarkt misschien wel een goed idee zijn. Aan de andere kant kan een interessant programma ook om zeep worden geholpen doordat het niet op een manier wordt gedaan die de aandacht van de luisteraar vasthoudt. Radio is naast informatie ook entertainment. Hoe interessant en belangrijk iets ook is, als het niet op een interessante manier wordt gebracht verliest u de aandacht van de luisteraar.

Misschien heeft u nog steeds het gevoel dat uw radiostation aan handen en voeten is gebonden door de ICE-norm en u daarom wel concessies aan de kwaliteit van de programmering moet doen. Maar als u die verplichting heeft probeer er dan een voor de luisteraar zo goed mogelijke invulling aan te geven. Het CvdM geeft misschien voorbeelden van ICE, maar verplicht u niet om bijvoorbeeld dat verslag van de rommelmarkt te doen. Pas de programmering in het kader van ICE zo goed mogelijk af op uw doelgroep en maak ook zoveel mogelijk gebruik van de inbreng van de programmamakers. U zult er misschien versteld van staan welke creatieve ideeën ze hebben om invulling te geven aan de ICE-norm. Benut de ruimte in de ICE-norm en laat u goed informeren. Door foute berekeningen of doordat niet duidelijk is wat wel en niet meegerekend mag worden lopen lokale omroepen nog steeds percentages ICE mis.

Zoals eerder gezegd zou u moeten nadenken over het nut van bepaalde programma’s, maar ook of het tijdstip wel geschikt is. Vraag u af wat uw doelgroep op bepaalde tijden van de dag doet en stem uw programmering daarop af. ‘s Avonds zult u over het algemeen een jonger publiek trekken dan overdag dus maak van die kennis gebruik door een jongerenprogramma ’s avonds neer te zetten. In het weekend zijn mensen vaak in hun huis bezig dus een klusprogramma zou bijvoorbeeld in het weekend het beste tot zijn recht komen. Als publiek radiostation krijgt u toch te maken met een vorm van blokprogrammering en meerdere doelgroepen. Deze doelgroepen kunt u het beste bereiken door programma’s voor hun uit te zenden op tijden waarop zij luisteren.

Naast investeringen in apparatuur is het investeren in medewerkers belangrijk. Uiteindelijk moeten zij het werk doen en van het station een succes maken. Nu is het nog vaak zo dat de programmaleider alleen wat zegt als er iets mis gaat en misschien in de wandelgangen nog wat snelle feedback geeft. Maar aangezien de programmamakers het visitekaartje van het station zijn en dagelijks te horen zijn is goede begeleiding onmisbaar. Omdat er nu eenmaal geen reguliere opleiding voor radiomakers is leert men het vak in de praktijk van elkaar. Verder zijn radiomakers geheel afhankelijk van begeleiding van het station zelf.

Neem dit heel serieus en huur desnoods een externe coach in. De kwaliteit van de programma’s gaat er flink mee omhoog, het motiveert de programmamakers en zorgt daardoor ook voor meer binding met het station. Met goede begeleiding en door de lat wat hoger te leggen zult u ook een ander type programmamaker aantrekken. Nu kan vaak iedere willekeurige voorbijganger een programma komen doen. Hierdoor trekt u meestal weinig loyale mensen aan die gewoon hun programma willen draaien en die het verder wel gebakken zit. Bij mijn eigen voormalige radiostation zaten de DJ’s redelijk strak in het keurslijf en probeerde ik zoveel mogelijk aan begeleiding te doen. Terwijl de lokale omroep verderop in de straat de medewerkers letterlijk bij elkaar moest schrapen kwamen de DJ’s die bij ons om bepaalde redenen uit de programmering waren gehaald bijna aan de deur smeken of ze terug mochten komen. Ik zeg dat niet om op te scheppen hoe goed mijn station en begeleiding wel niet waren, maar wel om aan te geven dat een goede begeleiding motiverend werkt.

Bijna iedere programmamaker droomt ervan om ooit door te breken en landelijk te gaan dus als u hen het gevoel geeft dat u ze daarmee kunt helpen zullen ze u dankbaar zijn. Een omroep waar je wat kunt leren en die perspectief biedt werkt als een magneet op programmamakers die een goed programma willen brengen. Daar kan uw station haar voordeel mee doen. Vraag u ook af op welke criteria u programmamakers selecteert. Een goede stem en een vlotte babbel zijn onmisbaar, maar dat is nog niet voldoende om een goede programmamaker te zijn. Een echt goede programmamaker moet de luisteraar boeien en vasthouden en daar is meer voor nodig. Zoek dus vooral interessante mensen als programmamakers en kijk verder dan alleen maar stem en techniek. Het is makkelijker om een interessante persoon te leren hoe om te gaan met apparatuur en in een microfoon te praten dan om een radiomaker te leren interessant te zijn. Helaas is het zo dat goede programmamakers dun gezaaid zijn dus ontkomt u niet aan een goede begeleiding.

Volgende week in deel drie: subsidie en de commerciële mogelijkheden van de lokale omroep.

Danny Moerkerke