Veiling van etherfrequenties niet per definitie efficiënt.
De veiling van etherfrequenties voor commerciële radiostations (in 2001) leidt niet per definitie tot een economisch efficiënte verdeling van de omroepfrequenties. Dit concludeert Henk Jan van Henten in zijn afstudeerscriptie ‘Veiling van etherfrequenties voor commerciële radio’. Deze scriptie heeft hij afgerond op maandag 10 juli jl. in het kader van zijn studie Recht en Economie aan de Universiteit van Utrecht. Van Henten sprak met topambtenaren, politici en directies van radiostations.
In de scriptie wordt een relatie gelegd tussen de economische theorie van veiling enerzijds en het standpunt van het kabinet ten aanzien van de veiling anderzijds. Volgens Van Henten kan het voornemen van het kabinet in theorie wel tot een efficiënt resultaat leiden. Een dergelijk resultaat ontstaat wanneer de geboden prijs gelijk is aan de werkelijke waarde van het frequentiepakket. Echter, in praktijk zal de efficiëntie van het resultaat worden bedreigd door onzekerheid van (met name) de binnenlandse partijen en positieverschillen van bieders.
Onzekerheid
Onzekerheid ontstaat doordat partijen in het verleden investeringen hebben gedaan in frequentie en organisatie, maar deze nog niet (volledig) hebben terugverdiend. De enige manier waarop deze investeringen kunnen worden terugverdiend, is door ook na veiling een frequentie te bezitten. Wanneer de veiling, zoals gepland, toch doorgang vindt, is het voor de betrokken partijen dus onzeker of zij de genoemde investeringen volledig kunnen terugverdienen. Dit heeft als negatief effect dat de wens om binnen de markt te blijven, kan leiden tot overbieding.
De positieverschillen van de bieders ontstaan vooral tussen de binnenlandse- en de buitenlandse partijen. De binnenlandse partijen worden bevoordeeld door de knowhow die zij de afgelopen jaren hebben opgebouwd. De buitenlandse partijen bezitten een sterkere kapitaalpositie en zijn hierdoor hoogstwaarschijnlijk in staat een hoger bod uit te brengen.
Informatie
Van Henten stelt dat het cruciaal is dat er veel informatie vrijkomt, waardoor het bepalen van de werkelijke waarde van het frequentiepakket mogelijk wordt. Immers, hoe meer informatie een partij bezit, hoe beter hij in staat is de werkelijke waarde van een pakket te bepalen. In zijn scriptie benoemt Van Henten tien factoren, welke allen van invloed zijn op de werkelijke waarde van een frequentiepakket. Doordat deze factoren niet allemaal even eenvoudig waar te nemen zijn, ontstaat onzekerheid. Deze onzekerheid kan worden gereduceerd doordat tijdens de feitelijke veiling de waarderingen van andere bieders tot uiting komen. Bijgevolg kunnen de bieders hierop hun onderlinge bod aanpassen.
In praktijk kan deze aanpassing echter worden belemmerd door de sterke kapitaalpositie van de buitenlandse partijen. Het is denkbaar dat zij de zwakkere partijen ‘uit de veiling stoten’, waardoor de waardering van de zwakkere partij niet tot uiting komt. Hierdoor komt er dus minder informatie vrij voor de in het veilingproces resterende partijen.. Wanneer de zwakkere bieders worden uitgestoten, bezitten zij kennelijk andere – (mogelijk) waardedalende – informatie dan de sterke partijen. Met het uitstoten gaat deze informatie dus verloren en bieden de winnende omroepen (mogelijk) hoger dan de werkelijke waarde.
Conclusie
Positieverschillen en onzekerheid kunnen dus leiden tot overbieding van de werkelijke waarde. Binnen de economische theorie staat dit bekend als de ‘winner’s curse’: de ‘vloek van de winnaar’. De centrale conclusie van de scriptie luidt als volgt: “de mate waarin de winner’s curse bij de veiling van etherfrequenties in 2001 zal optreden, is vooraf niet vast te stellen. Zij is afhankelijk van de mate waarin biedende partijen in staat zullen zijn, de informatieverschillen te reduceren”. Op grond van eerdere veilingen (o.a. in Zweden en Groot Brittannië) blijkt het niet eenvoudig te zijn, de ‘vloek van de winnaar’ te ontwijken.
Gevolgen voor radiomarkt
De gevolgen van de veiling voor de markt voor radio zijn divers. Het is aannemelijk dat zenders met weinig rendement uit de markt zullen verdwijnen. De winnende omroepen zullen ongetwijfeld een veilig format aanwenden, waarmee een zo breed mogelijk doelgroep bereikt kan worden. Dit heeft als gevolg dat de keuzemogelijkheden voor de luisteraar dalen. Kortom: homogenisering van het aangeboden product. Vanuit de economische efficiëntie is dit geen probleem. Men kan zich wel afvragen of een dergelijke ontwikkeling gewenst is vanuit de ‘maatschappelijke efficiëntie. Bovendien wordt hiermee de centrale doelstelling van het mediabeleid – een pluriform aanbod op de radio – voorbij gestreefd.
Een samenvatting en de conclusie vind u op deze site
Voor meer vragen kunt u contact opnemen met Henk Jan van Henten