CD-fabrikanten maken prijsafpraken

Meer dan de helft van de Amerikaanse deelstaten heeft dinsdag vijf toonaangevende cd-labels voor de rechter gedaagd. De staten verdenken de muziekuitgevers ervan de prijzen van hun cd’s door onderlinge afspraken onnodig hoog te houden. De vijf zijn Warner Brothers, Sony Music, EMI, Universal Music van Seagram en BMG van Bertelsmann.

Centraal in de gezamenlijke aanklacht staat de zogenoemde minimum adviesprijs. Als een muziekwinkel belooft niet onder deze prijs te duiken, kan de detailhandelaar rekenen op financiële ondersteuning in zijn advertenties.

Daarmee ontstaat valse concurrentie ten opzichte van cd-verkopers die afzien van dergelijke afspraken en betekent tevens een onnodig hoge verkoopprijs voor de consument, stellen de 28 Amerikaanse deelstaten. Ze eisen niet alleen een einde aan deze praktijken, maar ook een niet bekendgemaakt bedrag aan schadevergoeding.

Het fenomeen van de minimum adviesprijs vindt zijn oorsprong in de jaren negentig. Toen begonnen de grote warenhuizen en de vooraanstaande detailhandels die consumentenelektronica aan de man brachten, cd’s onder de kostprijs aan te bieden. Daarop leden zij weliswaar duidelijk verlies, maar ze haalden wel fiks veel winkelend publiek binnen. Dat laatste was ook hun bedoeling.

De opzet van de minimum adviesprijs van de cd-labels was juist om de kleine muziekwinkels bij te staan in hun concurrentiestrijd met de grote warenhuisketens als Wal-Mart en Circuit City. De kleine ondernemers hebben immers niet de mogelijkheid om verliezen op de verkoop van bepaalde cd’s goed te maken met de opbrengst van andere producten, zo luidt het argument van de muziekuitgevers.

Daaraan voegen ze toe dat ze aan hun strategie juist financieel gewin hebben overgehouden. ,,De groothandelsprijs was voor alle detailhandelaren gelijk, ongeacht of ze zich aan die adviesprijs hielden”, aldus een manager van een van de cd-labels. (ANP)

Gerelateerde berichten