Het Commissariaat voor de Media publiceerde maandag het resultaat van de telling van de leden van omroepverenigingen. Daaruit blijkt dat de AVRO momenteel de vijfde omroep is met 392.933 officieel getelde leden. Hiermee voldoet de AVRO ruimschoots aan de mediawettelijke eis van minimaal 300.000 leden, benodigd voor de nieuwe “erkenning” in het publieke bestel per september 2005.
Sinds de wettelijke ontkoppeling in 1997 tussen het abonnement op een programmablad en het lidmaatschap van een omroepvereniging heeft de AVRO gekozen voor een koers die gebaseerd is op het onderhouden van een relatie met de leden rondom haar omroepactiviteiten, meer dan op het aantal bladabonnees.
In 1998 begon de AVRO, naast de algemene informatieve en fictieprogrammering, met een specialisatie op thema’s: gezondheid, veiligheid, dieren en natuur, beeldende kunst, klassieke muziek; per september 2004 is daar het thema theater aan toegevoegd.
Sindsdien is het aantal steunleden van de omroep vervijfvoudigd: van 12.000 naar 60.000, specifiek voor het AVRO-lidmaatschap betalende nieuwe leden (zónder abonnement op AVRObode of Televizier). Naast deze 60.000 leden die zich heel bewust bij de thema’s van de AVRO hebben aangesloten hebben ook 100.000 mensen die al lid/abonnee waren hun lidmaatschap verrijkt met een thema. Met deze 160.000 leden heeft de AVRO nu dus een directe band. De AVRO laat hiermee zien dat zij haar bestaansrecht niet volledig ontleent aan haar programmabladen, maar als omroepvereniging een aanzienlijk draagvlak in de samenleving heeft en een inhoudelijke meerwaarde te bieden heeft op basis van haar uitgangspunten, missie en producten.
Dat het totale AVRO ledental sinds de vorige ledentelling in 1992 niettemin met 35% blijkt te zijn gedaald, vindt vooral zijn oorsprong in demografische factoren: 10 jaar geleden kende de AVRO een lid/abonneebestand dat getalsmatig gedomineerd werd door lid/abonnees die al heel lang, soms als sinds de oprichting van de AVRO in 1924, lid waren. De grote afname van het aantal leden komt dus grotendeels voort uit natuurlijk verloop.
Bovendien is de vergelijking met 1992 er één tussen appels en peren, omdat bij de telling in 2004 de louter bladabonnees niet meer meetellen (sinds de ontkoppeling tussen abonnement en lidmaatschap in 1997). In een separaat persbericht hebben de gezamenlijke A-omroepen hierop ook gewezen.
AVRO-voorzitter Martijn Sanders: “Het zou onjuist zijn om uit de daling van het ledental te concluderen dat een groot aantal leden de AVRO bewust zou hebben verlaten omdat zij de programma’s of bladen niet meer zouden waarderen of omdat het principiële gedachtengoed van de AVRO hen ineens zou tegenstaan.
Wij wijzen er daarnaast ook op dat uit recent gepubliceerde onderzoeken bleek dat de AVRO op de tweede plaats staat van omroepen waarvan het publiek vindt dat ze niet mogen verdwijnen en dat de AVRO bij eventuele omroepverkiezingen de derde postitie zou behalen.
Tenslotte: de AVRO mocht zich in 2003 weer in een toenemend ledental verheugen. In het afgelopen jaar waren er voor het eerst weer meer nieuwe leden dan afvallers. De strategische keuze van de AVRO voor een vitaal ledenbestand beginnen dus vruchten af te werpen.”
KRO houdt breed draagvlak binnen samenleving
De KRO constateert dat de aanhang van de publieke omroepen met ruim 3 miljoen leden groot blijft. Gezien de maatschappelijke ontwikkeling dat mensen zich minder binden, is de betrokkenheid en het draagvlak in de samenleving aanzienlijk.
De KRO heeft als beleid, direct contact te zoeken met mensen door hen bij programma’s en activiteiten te betrekken. In 2003 reageerden ruim 300.000 mensen op programma’s en activiteiten, o.a. bij de heldencampagnes, Vertel het ons-acties en verkiezingswebsite; recent zijn er 200.000 stemmen uitgebracht op De Grootste Nederlander. Directe KRO-evenementen trekken iedere keer weer duizenden leden. De KRO is met 476.489 leden de grootste publieke omroep. [Radiowereld.NL]