Recent waren GeenStijl, Retecool en andere populaire weblogs onderwerp van gesprek in de tv-programma’s Netwerk en B&W. Kwaliteit en diepgang van de discussie stemden droevig. Hoewel de blogs stof genoeg bieden voor liefhebbers van oude en nieuwe media, smoorden belangrijke vragen in primaire emoties.
Veel verwijten aan de makers van de weblogs hebben eigenlijk betrekking op hun reagerende lezers. Francisco van Jole, zelf journalist, hield de makers van de omstreden weblogs in B&W verantwoordelijk voor de reacties van hun publiek. Hoe dit wettelijk zit, is al geen makkelijke vraag. Van Jole vond juist dat de bloggers ‘aanzetten tot’. Het woord demoniseren is niet gevallen, maar het scheelde niets.
Maar ik had ten minste willen vernemen welke verantwoordelijkheid de makers van GeenStijl voor zichzelf zien. Wel kwam in B&W het gesprek op de moderator die GeenStijl aanstelde om deze reacties te bewaken, maar daar wist presentatrice Hanneke Groenteman geen raad mee.
Ze trok een volstrekt misplaatste parallel: dat het vroeger anders lag op de redactie van de krant. Daar werden ingezonden brieven met onverkwikkelijke inhoud gewoon niet geplaatst. Die vergelijking gaat mank. Bij berichten met gevoelige inhoud op een veel bezochte blog zie je binnen vijf minuten een stroom reacties op gang komen. Tientallen of honderden reacties is heel normaal. Een recent bericht op GeenStijl rond de dood van Van Gogh ontlokte er 460 in een niet-aflatende snelle stroom. De gemoederen kunnen hoog oplopen. Mensen reageren niet alleen op het oorspronkelijke bericht, maar ook op elkaar.
Dan zijn er vragen – en geen botte vergelijkingen (Groenteman) of snelle veroordelingen (Van Jole). Welke criteria legt een moderator aan? Bewaakt hij alleen wettelijke grenzen of speelt de mening van de redactie ook een rol? Wat vinden de jongens van GeenStijl en Retecool zelf twijfelgevallen? En zijn er niet grote verschillen tussen de weblogs die steeds in één adem werden genoemd? Het in principe zelfcorrigerend vermogen van dit medium is ook interessant. Werkt dat afdoende, of is het groepsgedrag juist het probleem?
Howard Rheingold en anderen schreven tien jaar geleden al over dit soort dingen. Wat meer studie vooraf door tv-redacties zou geen kwaad kunnen alvorens ze hun arena openen voor publiek, om degene met de rapste tong te laten ‘winnen’. Wilden we niet weten hoe het zit?
Pseudoniem
Dat brengt me op de kwestie van ‘anonimiteit’. Ambroos Wiegers (Prof. Hoxha) van GeenStijl zag een verschil tussen anonimiteit en het gebruiken van ‘nicknames’. De redactie heeft zich naar zijn zeggen altijd publiekelijk verantwoord en is bereikbaar per telefoon en e-mail. Jammer dat ook dit betoog niet uit de verf kwam en dat er geen vragen op volgden. Een pseudoniem of artiestennaam geeft vrijheid. Het kan mensen scherper maken, hen helpen iets gevoeligs te bespreken en het kan beschermen. Toch zaten er ‘echte’ mensen in de studio. Hadden Hoxha, De Chileen en de anderen altijd al het plan om hun werkelijke identiteit een keer prijs te geven? Is hier sprake van voortschrijdend inzicht of zijn ze ertoe gedwongen?
Dan is er nog de ‘anonimiteit’ van de mensen die reageren. Inmiddels moet je je vaak registreren om te kunnen bijdragen en daarmee is je IP-adres bekend. GeenStijl hanteert een ban op IP-nummers. Sorteert dat effect? De spelregels voor het reageren hadden in een behoorlijke journalistieke discussie meer aandacht mogen krijgen.
Een virtuele identiteit, alias, screen name, avatar of nick hoort bij internet. Het is interessant om te zien wat het doet met mensen, wat ze durven zeggen en hoe ze opgaan in een rol. Psychologen, sociologen en onderwijsdeskundigen hebben er prachtig materiaal aan, dus waarom journalisten niet? Verontwaardiging en retoriek (“in je burka over internet”, zei Van Jole) waren niet van de lucht. Maar toen woordvoerder van de antirook-stichting Stivoro en GeenStijl ‘slachtoffer’ Trudy Prins duidelijk had moeten maken dat op de Stivoro-website geen echte maar een virtuele teller was te zien werd geen enkele vraag gesteld. Natuurlijk, een virtuele teller. Begrijpt u het?
Journalistiek onderzoek
In GeenStijl is een kritische houding ten opzichte van wat je leest in de (traditionele) media een rode draad. Veel verhalen hebben iets van onderzoeksjournalistiek. De schrijvers hebben de vaardigheid om met en op internet bewijsmateriaal aan het licht te brengen. Een aantal bloggers heeft journalistiek talent nieuwe stijl, research via internet is een vak apart. Als je wat gevonden hebt, is echter wantrouwen voor een journalist meer dan ooit op zijn plaats. Digitaal materiaal manipuleren kan iedere hobbyist. Het vraagt journalistieke vindingrijkheid en technische kennis om tot de bodem te komen. Ook daar had ik graag meer over gehoord.
Een paar ethische vragen waren aan de orde. B&W had de omstreden blogs gemakshalve ’treiterlogs’ genoemd, maar had de diepgang van een kikkerbad. De webloggers hebben verschillende argumenten om te verwijzen naar, of publiceren over pijnlijke persoonlijke zaken. Ze zeggen alleen informatie aan het licht te brengen die toch al vindbaar is voor iedereen. Het recht op vrije meningsuiting of het recht op informatie halen ze van stal om dit te verdedigen. Zit hier wat in en verdedigen ze belangrijke waarden? Of zijn het onvolwassen pestkoppen, criminelen of gewoon arrogante blaaskaken?
De ‘geloof niet wat je leest’ en ‘kijk hier zelf maar even’-boodschap die de besproken weblogs uitdragen komt van pas, want je kunt niet zeggen dat GeenStijl, Retecool, Volkomenkut en Tonie’s (gestaakte) Kladblok puur journalistieke media zijn. De makers pretenderen dit ook niet.
Er zijn wel journalistieke elementen – subjectiviteit of een lompe stijl doen daar niet per definitie iets aan af. Maar er blijft het ingrediënt van pure fantasie. GeenStijl kwam met het bericht dat ‘De Chileen’ met een honkbalknuppel het ziekenhuis was ingeslagen. Dit was duidelijk een grap met een boodschap. Je kunt het leuk vinden of niet, maar de discussie past bij deze tijd.
Je kunt je oprecht afvragen wat we aan moeten met een mix van journalistiek, mening en fantasie. Zijn jongeren juist beter dan consumenten van de ‘oude media’ heel goed in staat om die tegenstrijdigheden en grenzen binnen berichtgeving te doorzien? En is hier dan sprake van een soort generatiekloof die vanzelf een keer wordt dicht?
Vragen en nog eens vragen. Een beetje tv-journalist had meer uit de bloggers kunnen krijgen over hun motieven rond de kernvraag: strijden ze ‘stijlloos’ voor een fundamenteel recht of schoppen ze gewoon graag relletjes? De moord op Theo van Gogh en de aandacht daarvoor op de weblogs biedt opnieuw materiaal om zelf te beoordelen waar ze staan. De ‘oude media’ Netwerk en B&W hebben hun journalistieke kans gemist. [Eelco Kraefft / Netkwesties]