Sena, die de rechten van muzikanten en producenten regelt, sleept de landelijke commerciële radiostations voor de rechter. Sena wil de vergoedingen die de radiostations moeten betalen voor het draaien van muziek flink verhogen, maar de landelijke commerciële stations gaan hier niet mee akkoord.
Sinds 2004 krijgt Sena van alle radiostations een percentage van de omzet. Hoe meer een radiostation verdient, des te meer ze moeten betalen.
Echter heeft Sena de overeenkomst opgezegd omdat ze vindt dat ze recht heeft op een veel hoger percentage.
“We hebben gekeken naar wat de radiozenders in het buitenland moesten betalen en wat ze aan Buma (belangenbehartiger van componisten, tekstdichters en muziekuitgevers, red.) betalen. In vergelijking daarmee zijn de tarieven van Sena erg laag,” zo concludeert Chantal Rooke, manager media van Sena, in Performers Magazine.
“In 2010 is het WPPT-verdrag (Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen , red.) geratificeerd. Sindsdien krijgen Amerikaanse rechthebbenden voor openbaarmakingen die in Amerika beschermd zijn ook in Nederland bescherming,” vervolgt Rooke. “Nederlandse rechthebbenden krijgen geld uit Amerika maar wij moeten de Amerikaanse rechthebbenden ook geld betalen voor de internetradio-uitzendingen in Nederland.”
“Ongeveer een derde deel van al het repertoire dat op de belangrijke commerciële internetradiozenders uitgezonden wordt is Amerikaans repertoire. Dus we moeten sinds 2010 aan veel meer rechthebbenden betalen. Wij vinden het dan ook heel logisch dat de radiozenders daarvoor een hogere vergoeding aan Sena betalen.”
De commerciële radiostations zijn het echter niet eens met verhoging die Sena wil doorvoeren en vinden ook dat de hoogte van het BUMA-percentage, gezien de vele verschillen tussen Buma en Sena, niet maatgevend is voor het percentage van de omzet dat de Sena krijgt.
Omdat er geen zicht is op een oplossing, is Sena naar de rechter gestapt. “We zijn nu genoodzaakt om een bodemprocedure tegen de radiozenders aan te spannen. In de Wet op de naburige rechten staat dat als we het met de representatieve partijen in de branche niet eens kunnen worden over een tarief, de rechtbank in Den Haag de enige bevoegde instantie is om een billijk tarief vast te stellen.” [Radiowereld.NL]