Ernst Jansz is na het succes van Doe Maar een kluizenaar geworden. De zanger maakte ‘De Molenbeekstraat’, een boek en bijbehorende cd die dit jaar uitkwamen.
Zanger Ernst Jansz is na het succes van Doe Maar een kluizenaar geworden. Dat zegt de medeoprichter van de groep in de decembereditie van vrouwenblad Margriet.
Doe Maar werd in de jaren tachtig bekend met nummers als ‘Is dit alles’ en ‘Eén nacht alleen’. De 58-jarige zanger van Indonesische afkomst vindt het niet erg dat het Doe Maar-tijdperk in 2000 definitief tot een einde kwam. “Het opheffen van de band was een noodoplossing. Onze bewegingsvrijheid werd door het succes kleiner en kleiner”, verklaar hij.
Tijdens het bestaan van Doe Maar werden de bandleden op handen gedragen. “Dan ga je denken dat je zo bijzonder bent”, vertelt Jansz. Toen de hysterie rond de Nederlandse muzieksensatie wegebde, werd het stil. De zanger moest wennen aan het leven buiten de schijnwerpers. “Als je opeens niet meer door iedereen wordt herkend en gevierd, krijg je last van ontwenningsverschijnselen.”
Omdat hij het idee had dat hij zijn thuis was verloren, ging de Amsterdammer op zoek naar zichzelf. “Ik dacht dat mijn roots in Indonesië lagen, maar ik voelde me daar helemaal niet zo thuis”, zegt hij. Pas toen hij terugkeerde naar zijn ouderlijk huis vond hij rust. “Uiteindelijk in de Molenbeekstraat realiseerde ik me dat ik misschien wel op zoek was naar een moederfiguur”, verklaart hij.
Uit de creativiteit die voortkwam uit de zoektocht naar zijn ware identiteit, moederliefde en gemoedsrust kwamen een boek en een cd voort. ‘De Molenbeekstraat’ werd in september uitgebracht.
[Novum]