Nozema en Broadcast Partners wederom in conflict

Nozema en Broadcast Partners zijn wederom met elkaar in conflict. Deze keer gaat het over de onderlinge (on)mogelijkheid van concurrentie.

Lees hier het stuk waarmee het is begonnen van Nozema, en daaronder de reactie van Broadcast Partners. Binnenkort komt onze columnist Michiel van Diesen met een eigen visie op de concurrentie. [M]

Belangenverstrengeling bedreigt de ether [Nozema]

Er is geen eerlijke concurrentie tussen de enige twee zenderexploitanten van Nederland, Nozema en Broadcast Partners. Laatstgenoemde stelt dat Nozema als staatsbedrijf bevoorrecht wordt. ‘Onzin’, zegt Nozema, ‘de sterke banden met de overheid belemmeren juist de ontwikkeling van het bedrijf.’ Kortom, het wordt tijd dat de overheid ervoor zorgt dat de zenderexploitanten eerlijk met elkaar kunnen concurreren.

Het uitzenden van radio en televisie is een vrije markt, met concurrentie tussen verschillende infrastructuren, zoals de kabel, ether, satelliet en internet. Alle partijen zijn zelfstandig. Allemaal? Nee, één distributeur van radio- en tv-signalen is nog altijd voor het overgrote deel in handen van de staat.

De overheid eist dat de zenderoperators werken in een competitieve markt, waarbij ze onder dezelfde voorwaarden met elkaar concurreren. Het is echter dezelfde overheid die dit onmogelijk maakt met ingewikkelde regels en voorschriften. Sterker: de overheid heeft zichzelf verstrengeld in verschillende belangen die het voor de zenderoperators onmogelijk maken om eerlijk met elkaar te concurreren.

Belangenverstrengeling is een vies woord. En terecht. Het staat vrije concurrentie in de weg. Vooral bij staatsbedrijven is de kans op belangenverstrengeling groot. De overheid stelt de regels vast, is feitelijk directeur, de overheid is (alleen) aandeelhouder en de overheid is tegelijkertijd klant. Een merkwaardiger situatie is nauwelijks denkbaar: één partij die erop toeziet dat er voldoende winst wordt gemaakt en dat er tegelijkertijd niet teveel geld wordt gevraagd voor de geleverde diensten. De situatie wordt helemaal verwarrend wanneer dezelfde overheid commerciële concurrentie toestaat van bedrijven die wel zelfstandig kunnen opereren.

Op eigen benen
De Nederlandsche Omroep- Zendermaatschappij (Nozema) zit in een spagaat. De Tweede en Eerste Kamer hebben de moeilijke positie van Nozema enkele jaren geleden onderkend. Zij besloten tot een belangrijke eerste stap naar de verzelfstandiging van de organisatie door de Radio Omroep Zenderwet uit 1935 af te schaffen. In 1935 was het verstandig om het uitzenden van radiosignalen centraal te regelen. Zo werd voorkomen dat elke omroep zijn eigen zenderinfrastructuur moest opzetten. Anno 2002 is deze situatie drastisch gewijzigd: de overheid wil meer concurrentie, zowel binnen als tussen infrastructuren. Dit geldt niet alleen voor het uitzenden van radio en televisie, maar net zo goed voor andere markten die de overheid tot voor kort tot haar exclusieve domein rekende, zoals de telecommarkt. De wet om dit mogelijk te maken, is al in 2000 door het parlement aangenomen. Het wachten is op het moment dat de staatssecretaris de wet doorstuurt naar de koningin ter ondertekening. De vorige staatssecretaris hield de wet echter angstvallig in haar lade verborgen, waarschijnlijk uit angst om haar invloed op de zendermaatschappij kwijt te raken. Het vertrouwen in de vrije markt was blijkbaar toch niet groot genoeg om Nozema op eigen benen te zetten.

Geen monopolie
Nozema is de grootste zenderoperator in Nederland. Het bedrijf heeft echter geen monopolie. Sinds 1997 is Broadcast Partners actief op de Nederlandse markt. Deze concurrent heeft de afgelopen jaren geheel zelfstandig meerdere goed landelijk dekkende FM-netwerken opgezet. Broadcast Partners telt nu ruim 40 medewerkers en heeft grote commerciële klanten als Radio 538, Yorin, Radio 10 FM, BusinessNieuws Radio en Noordzee FM. Kortom, Broadcast Partners heeft laten zien dat het mogelijk is om te concurreren met Nozema en daarbij ook winstgevend te kunnen zijn. Voor Nozema betekent de concurrentie verlies van marktaandeel. De vraag is of Nozema op de langere termijn onder de huidige condities deze concurrentiestrijd kan blijven volhouden. Als Nozema niet dezelfde status krijgt als haar concurrent, dan blijft Nozema afhankelijk van een overheid met zijn verschillende, tegenstrijdige belangen. Dit gaat ten koste van de slagvaardigheid.

Gelijke rechten
Nozema heeft een contract met Broadcast Partners afgesloten waarin staat dat zenderoperators voortaan vrij gebruik moeten kunnen maken van elkaars opstelpunten, masten en zelfs antennesystemen. Op deze manier heeft de concurrent alle mogelijkheden gekregen om vrij te kunnen concurreren. Nu Nozema zelf nog. Want Nozema heeft veel meer last van allerlei restricties dan haar enige concurrent. Die kan vrij kiezen welke elementen zij zal gebruiken uit de infrastructuur die Nozema in de afgelopen decennia heeft opgebouwd. Zo kan Broadcast Partners profiteren van het werk van Nozema. Van een eerlijke concurrentie kan zo dan ook geen sprake zijn. Merkwaardig genoeg schreeuwt Broadcast Partners nog altijd moord en brand over een zogenaamde ‘bevoorrechte’ positie van Nozema. Ten onrechte suggereert Broadcast Partners dat Nozema de publieke omroepen als klant heeft omdat het een staatsbedrijf is. De publieke omroepen zijn – net als de commerciële partijen – vrij om een zenderoperator te kiezen. Wel is er sprake van langlopende contracten, als gevolg van het feit dat het opzetten van een netwerk enorme investeringen met zich meebrengt. Op dit moment tekenen de commerciële omroepen nieuwe contracten met de zenderexploitanten en in 2004 lopen de contracten met de publieke omroepen af.

Voldoende concurrentie
De concurrent vindt dat de overheid Nozema moet opsplitsen, waarbij de infrastructuur in handen komt van een derde partij. Feitelijk is er al lang sprake van een opsplitsing, namelijk die van distributie en content (programma’s). Nozema en Broadcast Partners hebben niets met de inhoud van de signalen te maken die zij door de ether versturen. Naast de vraag of het verstandig is om een nieuw staatsbedrijf op te richten, is de vraag wat er bereikt wordt met het nog een keer opsplitsen van de distributie. Op dit moment kunnen de zenderoperators zelf opstelpunten vinden/verwerven. Dit hoeven niet alleen bestaande masten te zijn. Plaats voor nieuwe antennes wordt gevonden op hoge gebouwen, elektriciteitsmasten, schoorstenen, reclameborden, enzovoorts. Bovendien, door het delen van opstelpunten maken beide partijen nu al gebruik van dezelfde masten. Er is dus al lang sprake van een zogeheten ‘level playing field’. Het opsplitsen van netwerkoperators heeft echter nog een negatief effect: het verzwakt de concurrentiepositie van de ethernetwerken ten opzichte van andere netwerken waarmee televisie en radio worden uitgezonden. Bij de distributie van televisiesignalen is kabel veruit de grootste met een marktaandeel van 91 procent, tegen 3 % voor Nozema. Opsplitsing betekent dat Nozema niet in staat zal zijn om concurrerende infrastructuren op te zetten voor het uitzenden van bijvoorbeeld digitale radio en televisie.

Kabel, satelliet en internet
Waarom maakt Nozema zich druk over haar verzelfstandiging? Zij heeft immers een groot deel van de markt in handen en er is tot nu toe slechts één concurrerende zenderoperator op de Nederlandse markt. Echter, Nozema staat onder toezicht van de overheid en dit komt de slagvaardigheid niet ten goede. Zelfstandigheid betekent dat het bedrijf een eenkoppig bestuur krijgt, in plaats van een complete raad die toezicht houdt. Dit helpt Nozema om te concurreren in de ether en ook met andere infrastructuren waarmee radio en televisie worden doorgegeven, zoals kabel, satelliet en internet. Deze infrastructuren worden bediend door verschillende, met elkaar concurrerende commerciële aanbieders. Kortom er is voldoende concurrentie: zowel binnen netwerken als tussen netwerken.

Waarom (g)een privatisering?
Nozema is het enige Nederlandse staatsbedrijf voor elektronische communicatienetwerken. Voor de overheid is op deze markt geen ondernemersrol meer weggelegd. De overheid aarzelt echter, want de ervaringen met het privatiseren van overheidsbedrijven zijn vaak negatief. Vooral als bedrijven een monopoliepositie hebben, willen privatiseringen nog wel eens tot slechtere dienstverlening en hogere prijzen leiden. Als bedrijven echter voldoende concurrenten hebben (zoals Nozema), dan is dit risico niet aanwezig. Voor Nozema is het van levensbelang dat zij zich 100 procent op de klant kan richten, ongehinderd door een overheid die een flinke vinger in de pap wil blijven houden.

Toekomst
De ontwikkelingen dwingen het nieuwe kabinet tot snel handelen: de behoefte aan communicatienetwerken neemt toe, de vraag naar mastruimte en zendcapaciteit eveneens, en de bestaande netwerken worden op dit moment gedigitaliseerd. Al deze ontwikkelingen vragen niet alleen grote investeringen, maar ook een zelfstandige organisatie die de slag aan kan met grote gevestigde infrastructuren zoals de kabel. Bovendien wordt de wereld elke dag kleiner en ook vanuit het oogpunt van internationale concurrentie is het wenselijk dat Nozema zo snel mogelijk verzelfstandigd wordt. Ook de klanten van Nozema komen steeds vaker uit het buitenland. Die huiveren vaak bij het idee dat zij te maken hebben met een staatsbedrijf, in plaats van een commerciële partner. Daar komt nog bij dat Nozema zelf ook buiten Nederland opdrachten wil verwerven.

Kortom, de overheid moet haar belangen zo snel mogelijk ontstrengelen en het uitzenden van radio en televisie overlaten aan de markt. En niet één organisatie aan het lijntje houden, terwijl de concurrenten (ether, kabel, satelliet en internet) zelfstandig en ongehinderd hun mogelijkheden kunnen vergroten. Hopelijk maakt het nieuwe kabinet af waar Paars II aan begonnen is: de verzelfstandiging van Nozema. Erg veel moeite kost dit niet. De wet hoeft alleen te worden doorgestuurd naar de koningin: het laatste stapje op de weg die is ingeslagen door het vorige parlement.

Door: Erik van Stokkom, Nozema N.V

De ether en vrije concurrentie [Broadcast Partners]
“Belangenverstrengeling in de ether” is een tamelijk suggestieve kop voor een artikel, waarin Nozema op haar website haar beklag doet over vermeende, oneerlijke concurrentie. Erik van Stokkom, chef communicatie bij Nozema, probeert daarin het imago van de staatsmonopolist op te poetsen.
Directeur Robert-jan van der Hoeven van Broadcast Partners vindt dat het stuk aan elkaar hangt van de feitelijke onjuistheden en dat Van Stokkom de zaken omdraait. “Nozema moet eens ophouden met zichzelf voor te stellen als benadeelde, terwijl zij voortdurend door de Staat bevoordeeld wordt”, zegt hij. “Het is gewoon een monopolist met aanmerkelijk marktmacht, die zij ernstig misbruikt. Er is maar een oplossing. Nozema moet nu eindelijk eens gesplitst worden. Dat is in het belang van zowel de markt als van de overheid.”

Nozema heeft sinds tientallen jaren het monopolie op de verspreiding van omroepprogramma’s in de ether gehad. Dat werd begin jaren negentig doorbroken door juridische procedures, maar toch bleef Nozema nog lang de enige aanbieder van deze diensten. En dat geeft te denken. De achtergrond is echter erg eenvoudig. Het was niet mogelijk om Nozema te beconcurreren, omdat er – volgens het staatsbedrijf Nozema, dat zelf de frequentieplanning onder haar hoede had – geen frequenties waren en voor zover die dan wel bestonden, waren die op de Nozema antenne-opstelpunten gepland, waar alleen Nozema toegang toe had.

Dat veranderde een beetje, toen het belang van commerciële radio begon toe te nemen. Nozema bleek niet enthousiast om frequentieruimte te creëren en hing wel heel erg aan de publieke omroep vast. Het distributiemonopolie werd zo’n sta in de weg, dat de commerciële stations andere wegen zochten; om Nozema heen.

Dus kwam Broadcast Partners medio jaren negentig in de markt. Eerst doorbrak die het kennismonopolie van Nozema op frequentieplanning en ineens nam het aantal FM-frequenties exponentieel toe. Monopolisten staan niet bekend om hun vlotte reactie op marktontwikkelingen en Nozema bleef dan ook acteren op de oude, gezapige wijze. Maar toen vervolgens vijf van de zeven commerciële radiostations in 1998 met Broadcast Partners in zee gingen voor de bouw en exploitatie van hun zendernetwerken, werd het staatsbedrijf alsnog wakker. In plaats van dat zij de concurrentie aanging met wapens als service en gunstige prijzen, koos zij voor een strategie, die gebaseerd was op exclusiviteit van haar infrastructuur: Zij weigerde Broadcast Partners toegang. Commerciële stations konden wel rechtstreeks bij Nozema terecht.

Het distributiemonopolie van Nozema, dat gebaseerd was op een inmiddels min of meer ingetrokken, antieke wet, is dan wel doorbroken, maar het monopolie op de infrastructuur, waarmee die distributie verzorgd wordt, bestaat de facto nog steeds. Nozema is geen normaal bedrijf. Het heeft de Staat en de NOS als aandeelhouders; zij houden respectievelijk 60 en 40 % van de aandelen. Nozema heeft in een monopoloïde omgeving haar masten en andere infrastructuur kunnen bouwen met publiek geld. Nozema betaalt sinds 1951 geen vennootschapsbelasting. Al die uitzonderlijk voordelen en omstandigheden geven haar een enorme voorsprong in de markt en iedereen kan zien dat dit oneerlijke concurrentie betekent. Broadcast Partners is dus de marktpartij die op achterstand staat.

Nozema probeert de zaken om te draaien en klaagt dat zij op knellende wijze aan banden is gelegd, dat de Staat het management over Nozema voert en dan ook nog zo, dat Nozema daar nadeel van zou hebben. Dat de feiten geheel anders liggen, blijkt al uit het bovenstaande. Nozema is een vennootschap, waarvan de directie gevoerd wordt door een Raad van Beheer die bestaat uit vertegenwoordigers van de publieke omroep en de overheid. De Staat speelt een passieve rol in de Raad van Beheer en zegt tot dusverre steeds, juist niet te kunnen ingrijpen in de bedrijfsvoering van Nozema. Sterker nog, de Staat stemt in de Raad van Beheer gewoon in met de verwerpelijke koers van Nozema, die nota bene op gespannen voet staat met het overheidsbeleid en wet- en regelgeving. Daarmee maakt de Staat zich medeplichtig aan het misbruik dat Nozema van haar positie maakt en laat de Staat haar aandeelhouderspositie in Nozema prevaleren boven het algemeen belang. Zie daar meteen de reden voor de modus operandi van de Staat.

Ofschoon de Staat zich niet actief bezighoudt met de bedrijfsvoering van Nozema heeft zij vanuit en welbegrepen eigenbelang (bij de implementatie van de zerobase FM-frequenties) bij Nozema aangedrongen op het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met Broadcast Partners in een zwakke en naar gebleken is niet geslaagde poging Nozema’s monopolistische gedrag in te dammen. De overeenkomst beoogt gelijkwaardige concurrentiemogelijkheden voor beide zenderoperators te verwezenlijken, doordat (onder meer) vastgelegd is dat Nozema geen betekenis mag toekennen aan haar positie als eigenaar/beheerder van de antenne-opstelpunten. Maar daarmee is het pleit niet beslecht.

Waar gaat het nu concreet over?
Kort samengevat over het volgende. Nozema is eigenaar van vrijwel alle voor omroepzenders noodzakelijke, hoge antenne-opstelpunten. Hier bestaan geen goede alternatieven voor, een enkel punt daargelaten. Nieuwe masten van 100 – 300 meter kan je niet zo maar bouwen, want dit stuit op het overheidsbeleid dat nieuwe masten zoveel als mogelijk wil beperken en een steeds toenemende weerstand van burgers, die vrezen voor gezondheid en storingen. Het netwerk van antenne-opstelpunten van Nozema is dus niet dupliceerbaar. Lagere opstelpunten voor de krachtige omroepzenders geven veel meer storing in de omgeving door een hoger stralingsniveau en doen het bereik van de frequenties sterk afnemen. Dat laatste maakt ze onaantrekkelijk; je kunt op een GSM-mast van 40 meter niet concurreren met een omroepmast van 200 meter, waarmee tien keer zoveel luisteraars bereikt kunnen worden. Het verwijzen naar reclameborden en hoge gebouwen als alternatieven voor de hoge zendmasten van 200 meter is derhalve onzin: er zijn niet eens reclameborden en gebouwen van 200 meter hoogte… Je kunt echt niet om die schaarse hoge zendtorens heen.

Daar komt bij dat de zerobase radiofrequenties ingevolge een opdracht van de voormalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat gepland zijn op de bestaande opstelpunten, die vrijwel alle eigendom zijn van Nozema. Het gaat dan om de grote frequenties; de kleinere zijn dit verhaal niet relevant. De frequenties kleven ingevolge internationale overeenkomsten aan de opstelpunten, waarop zij gepland zijn; verplaatsing daarvan stuit op bezwaren van verdragsrechtelijke aard. Medegebruik van de Nozema opstelpunten is dus ook om die reden onontkoombaar voor Broadcast Partners. De OPTA heeft dat in een recent oordeel onderschreven en concludeerde dat de infrastructuur van Nozema een niet-dupliceerbaar netwerk is, waarvan Broadcast Partners “zoniet geheel, dan toch in zeer belangrijke mate afhankelijk is”. Van Stokkom gaat aan die constatering echter voorbij.

Op grond van de samenwerkingsovereenkomst heeft Broadcast Partners toegang tot de antenne-opstelpunten van Nozema. Gelet op de schaarse ruimte in de masten, moeten partijen elkaar ook medegebruik van antennesystemen toestaan. Hierover bestaat geen geschil meer, maar nu gaat het om het probleem, dat Nozema ondanks de overeenkomst toch betekenis toekent aan haar positie als eigenaar van de antenne-opstelpunten en die positie misbruikt om haar eigen diensten voor radiostations te bevoordelen. Zo stelt zij onredelijke financiële eisen aan Broadcast Partners door het eisen van extra risico en winstopslagen, waarmee zij Broadcast Partners uit de markt probeert te prijzen en houdt Nozema onder de vlag van bedrijfsvertrouwelijkheid informatie achter voor Broadcast Partners, terwijl zij die informatie volgens de overeenkomst niet mag achterhouden en gedeelten van diezelfde aan Broadcast Partners geweigerde informatie wel aan radiostations verstrekt. Nozema hanteert daarnaast het voor monopolisten typerende wapen, dat vertraging heet. Tijd werkt immers in het voordeel van monopolisten, omdat zij uitsluitend kunnen verliezen bij een snelle medewerking aan toegang van hun concurrent. Nozema rekt dus voortdurend tijd. Daar komt nog bij, dat Nozema een ondoorzichtige tariferingsformule probeert op te leggen, die sterk ruikt naar dubbele kruissubsidiëring, waarvan overigens de hele markt, inclusief de publieke omroep, de dupe is. Nozema legt dus geen zakelijke slimheid aan de dag, zoals Van Stokkom suggereert, maar het ”mastenbedrijf” Nozema bevoordeelt zo het “distributiebedrijf” Nozema en die belangenverstrengeling frustreert de marktwerking op de markt voor etherdistributie.

Het gaat dus om de belangenvermenging tussen de infrastructuurbeheerder Nozema en de zenderoperator Nozema. Van Stokkom probeert de zaken om te draaien met argumenten die niet kloppen. Hij zegt, kort samengevat een paar dingen, waarvan, eenmaal gefileerd, niets overblijft:

1. Er bestaat al een splitsing tussen distributie en content, dus een splitsing tussen infrastructuur en zenderexploitatie hoeft niet meer en het is zelfs onwenselijk om te splitsen.

De splitsing tussen content en distributie is volstrekt irrelevant in dit verband: het gaat immers immers over de vermenging van distributie en de infrastructuur, waarmee die infrastructuur gedistribueerd wordt. Content blijft in deze discussie volledig buiten beschouwing.

Het gaat hier natuurlijk om een splitsing tussen de zenderexploitatie en de niet dupliceerbare infrastructuur (masten). Het spreekt voor zich, dat zo’n splitsing wenselijk is. Het is niet moeilijk uit te leggen dat het erg verleidelijk voor Nozema is om zichzelf te bevoordelen, als zij als infrastructuurbeheerder moet beslissen over een plaatsje in de mast en daarbij zichzelf, of haar concurrent de beste plek moet toekennen. De zenderexploitant Nozema, die zij ook is, heeft er een duidelijk belang bij, dat haar concurrent niet in de beste positie gebracht wordt. In de dagelijkse praktijk blijkt het zo te gaan; afspraken en overeenkomsten ten spijt blijft Nozema proberen om zichzelf te bevoordelen en zo concurrentievoordeel van de masten te hebben. Nozema misbruikt dus haar positie als infrastructuurbeheerder om haar enige concurrent op de distributiemarkt uit de markt te stoten.

Een voorbeeld: stel voor dat een antenne-opstelpunt vol is en toch is er behoefte aan capaciteit. De mast moet dan worden aangepast; vervangen worden door een grotere bijvoorbeeld. Bij de uitrol van DVB-t komt dat voor. Aangezien Nozema zelf de zenderoperator is, zal het niemand verbazen dat Nozema de betreffende opstelpunten voortvarend aanpast. Dit doet zich o.a. voor in Hilversum en Roosendaal.

Maar nu vraagt Broadcast Partners om ruimte voor haar klant….. Als voorbeeld het concrete geval Radio 10 te Lelystad, in de periode 1997 – 1999. Broadcast Partners vroeg ruimte op de Nozema mast en ondanks de beschikbaarheid daarvan weigerde Nozema medegebruik. Juridische procedures waren onvermijdelijk en toen deze die tot succes voor Broadcast Partners dreigden te leiden, nam Nozema de vrije mastruimte snel zelf in beslag met een antennesysteem voor een toepassing, waarvoor geen vergunning was en dat nooit werkelijk gebruikt is en claimde vervolgens alsnog geen ruimte beschikbaar te hebben. Toch boekten Radio 10 en Broadcast Partners in het voorjaar van 1999 succes in een kort geding tegen Nozema. Nozema diende, volgens een door de rechtbankpresident te Utrecht afgedwongen afspraak, aan Broadcast Partners ruimte te verschaffen. Vervolgens frustreerde Nozema die afspraak door technische bezwaren in de strijd te werpen; de mast zou niet sterk genoeg zijn voor het door Broadcast Partners gewenste antennesysteem. Tegelijkertijd bood zij Radio 10 wel rechtstreeks de exploitatie van de zender Lelystad aan, inclusief antenne/mastruimte en zette zij een moegestreden Radio 10 zo aan tot contractbreuk. Gelijkaardige pogingen ondernam Nozema bij Noordzee FM en Radio 538; laatstgenoemde liet weten dit als chantage op te vatten.

Voor een onafhankelijke mastenbeheerder zou dat geheel anders liggen. Die zou namelijk slechts belang hebben bij het verhuren van zoveel mogelijk ruimte. Hij heeft bovendien een reden, als gevolg van vraag uit de markt van zenderexploitanten, om met technische creativiteit en innovatie de bestaande capaciteit op te rekken, de opstelpunten aan te passen als dat nodig is, of nieuwe op te richten. Hij heeft dus alle voor ontwikkeling van de infrastructuur noodzakelijke prikkels. Voor competitie met andere infrastructuren, zoals kabel en satelliet, voor zover al aan de orde of relevant, zou daarmee ook de beste situatie worden geschapen: niet alleen ontstaan zo immers concurrentie tussen infrastructuren, maar ook nog eens op de infrastructuur. Bovendien vraagt een onafhankelijke infrastructuurbeheerder minder regulering, dan een toestand, waarin zenderoperator en netwerkbeheerder met elkaar verknoopt zijn en is het resultaat een echt level playing field voor de concurrentie op de infrastructuur.

Er is al lang sprake van een level playing field tussen de twee zenderoperators. Nozema heeft voldoende concurrentie.

Dat vindt Nozema wellicht wel, want zij heeft een bevoorrechte positie en toename van concurrentie is niet in haar belang. Er zijn echter maar twee zenderoperators, waarvan de ene alle infrastructuur heeft verkregen vanuit haar staatsmonopolie van weleer. De tijdelijke herverdeling van etherfrequenties van 1998 was nog zo beperkt van omvang, dat de enkele daarbij betrokken grote frequenties buiten de Nozema masten om konden worden geaccommodeerd. Het ging bepaald niet om ideale oplossingen, maar betere waren niet voorhanden, omdat Nozema toegang weigerde en zelfs gedeeltelijk succesvol poogde om KPN te verbieden bepaalde mastruimte voor Broadcast Partners te bestemmen.

Met de zerobase herverdeling van FM-frequenties verandert dat volledig en komen er ineens vele tientallen frequenties, die alleen maar op de Nozema masten geplaatst kunnen worden. Alternatieven zijn er niet, zoals hierboven al is uitgelegd.

En dan ben je voor het concurrentievermogen terug bij de bottleneck: de toegang, die Nozema haar concurrent Broadcast Partners moet verschaffen. Dat gebeurt niet behoorlijk, omdat Nozema zichzelf bevoordeelt en op die wijze de marktwerking frustreert. Zij schermt de markt voor hoge antenne-opstelpunten af en zowel radiostations als Broadcast Partners zijn daarvan de dupe. Nozema heeft kennelijk geen idee wat marktwerking en de daarbij te pas komende concurrentie op kwaliteit en prijs te betekenen hebben. De innovatie, die van een afgesplitste dienstenleverancier Nozema verwacht mag worden, zou ook vele malen hoger zijn indien zij gedwongen zou worden om te concurreren op prijs en kwaliteit, in plaats van te hangen aan de exclusiviteit van de infrastructuur.

Nozema kan niet concurreren, omdat de overheid direct ingrijpt in de bedrijfsvoering van Nozema en talmt met de privatisering van Nozema om die invloed te behouden. Verzelfstandiging zou de slagvaardigheid vergroten, die Nozema nodig heeft om met haar infrastructuur te kunnen concurreren met de kabel, de satelliet en internet.

Van Stokkom wekt hiermee de indruk, als zou de Staat min of meer de directie voeren bij Nozema. Niets is minder waar. De statuten van Nozema bieden weliswaar aanknopingspunten voor staatsbemoeienis, maar de Staat doet er vooralsnog niets mee. Van Stokkom zal ongetwijfeld doelen op de druk, die de overheid wellicht op Nozema uitoefent of zou kunnen uitoefenen om zich naar de geest en de letter van gemaakte afspraken over toegang tot de masten en antennes te gedragen. Nozema doet dat namelijk niet en ofschoon zij er ongetwijfeld rekening mee zal houden dat zij uiteindelijk door de rechter in het ongelijk gesteld zal worden, speelt zij hier opnieuw op het voordeel van vertraging: Nozema probeert daarmee zoveel tijd mee te winnen, dat zij haar concurrentievoordeel in de vorm van contracten met klanten al lang zou hebben binnengehaald, als de rechter uitspraak doet. De businesscase – en daarmee, de concurrentie op de markt voor etherdistributie – is dan allang verdwenen. Een procedure kost immers maanden, soms jaren; de periode van offerte tot contract duurt een paar weken. Tegen een haar onwelgevallige uitspraak heeft Nozema dan ook nog beroepsmogelijkheden, die ook weer tijd kosten. Als je dan achteraf bij vonnis verneemt, dat je je niet aan de afspraken hebt gehouden, is dat jammer, maar niet onoverkomelijk. De klant is immers binnen. Nozema wil dus niet, dat de overheid zo’n druk op haar uitoefent of kan uitoefenen, die dit spel kan verstoren.

De Staat zou er volgens Van Stokkom op toezien dat Nozema niet teveel geld vraagt voor haar diensten. Daarmee wekt hij de indruk, als zouden de tarieven, die Nozema rekent voor haar diensten, gereguleerd zijn. Dat is klinkklare nonsens, tenzij Nozema de onafhankelijke Post en Telecomautoriteit (OPTA) beschouwt als een onderdeel van de Staat. Dat zou evenwel een onjuiste vergelijking zijn, aangezien de OPTA juist onafhankelijk opereert. De OPTA is als het ware een rechtbank. De uitspraak van de OPTA, die zij deed op 29 juli jl., maakt volstrekt helder dat de prijsstelling die Nozema zonder ingrijpen van de OPTA zou rekenen, onoorbaar is, oneerlijke concurrentie oplevert en het level playing field, dat Nozema zegt te wensen, buiten bereik brengt. Afdoend staatstoezicht op de distributietarieven van Nozema zou overigens wel flink (belastinggeld) besparen. Broadcast Partners heeft berekend, dat de distributie van de publieke omroep flink voordeliger kan bij een gelijk kwaliteitsniveau. Het gaat om vele miljoenen.

Nozema wordt, gelet op het ontbreken van overheidssturing op dit punt, zeker niet belemmerd – en eerder gesteund door de overheid – in haar concurrentiemogelijkheden. Evenmin neemt de concurrentiekracht van aardse etherzenders af ten opzichte van kabel en satelliet. Die neemt juist toe met gezonde concurrentiemogelijkheden voor beide zenderoperators. Als die concurrentie eenmaal werkt, dan jaagt dat de innovatie aan en blaast deze het stof van de aanpak, die het monopolie (sinds 1935) met zich mee heeft gebracht. Een monopolie nodigt nu eenmaal per definitie niet uit tot modernisering en verbetering, omdat de concurrentieprikkel ontbreekt. Los van het feit dat concurrentie goed is voor de markt, zijn kabel, satelliet en aardse zendernetwerken slechts ten dele overlappend en kunnen zij niet op alle punten met elkaar concurreren. Het gemiddelde huishouden heeft zes radio’s in huis, waarvan er vijf hun signaal uit de ether betrekken. Satellietontvangst bevindt zich maar in een paar procent van de Nederlandse huishoudens. Etherdistributie is voor radio – en daar hebben we het over – dus verreweg de belangrijkste distributievorm.

Nozema wil snel geprivatiseerd worden, omdat een afsplitsing van de infrastructuur na privatisering een stuk moeilijker wordt. Nozema ziet het gevaar, dat het onze overheid op een dag te gek wordt met Nozema’s praktijken en dan een daad stelt met de splitsing van Nozema.
Recentelijk heeft de OPTA zich gebogen over een geschil tussen Broadcast Partners en Nozema en in de uitspraak gezegd, dat Nozema de positie van Broadcast Partners miskent door extra winst- en risico-opslagen aan Broadcast Partners te berekenen, terwijl zij die zichzelf niet in rekening brengt. Dat levert dat Nozema een kostenvoordeel op. Vreemd genoeg, besteedt Van Stokkom hier geen aandacht aan. Toch geeft die uitspraak aan dat het helemaal fout zit met de manier, waarop Nozema met haar positie omgaat. En dat zou de overheid moeten waarschuwen voor de gevolgen van een privatisering van Nozema in de huidige vorm met infrastructuur en dienstenbedrijf in één hand.

Na de zeperds met de privatiseringen van KPN, de NS en de energiesector zou de Staat beter een beetje oppassen met de verzelfstandiging van monopolisten. Op het vaste netwerk van KPN is het ondanks de pogingen tot regulering na vele jaren nog steeds geen doeltreffende concurrentie en heeft de “voormalige” monopolist nog altijd een marktaandeel van 94%, terwijl concurrenten het veld hebben moeten ruimen, bij gebrek aan toegang op redelijke voorwaarden. Het energienet heeft de Staat als het ware teruggekocht van de energiesector, omdat vereniging van diensten en infrastructuur de concurrentie belette en de tarieven onnodig hoog maakte. De scheiding tussen die twee onderdelen blijkt nu haar vruchten af te werpen.

De NS pestte Lovers van het spoor en kreeg daartoe de gelegenheid bij gebrek aan adequaat ingrijpen van de overheid. Elk van deze sectoren heeft één ding gemeen: het is namelijk niet mogelijk om een tweede spoornet, en tweede vaste telefoonnet of een tweede elektriciteitsnet op te zetten; dat gaat ook op voor het netwerk van hoge antennemasten. De voor de NS, KPN of de energiesector geldende argumenten gaan mutatis mutandis op voor Nozema. Het bedrijf draagt alle kenmerken van een monopolist, die thans nog een klein beetje binnen het bereik van de overheid ligt, maar op het moment dat zij geprivatiseerd is, vrij spel zou hebben. Het netwerk zou dan een “natuurlijk monopolie” worden. Het is naïef om te denken, dat Nozema, zodra dat in handen is van private aandeelhouders en hooguit licht gehinderd wordt door de regelgeving, de bedenkelijke voordelen van haar monopolie op de infrastructuur niet zou uitbuiten om haar monopolie op de distributiemarkt te herstellen. Met dit soort schaarse en belangrijke infrastructuur moet je heel erg zorgvuldig omgaan en niet lichtvaardig privatiseren. En als er al geprivatiseerd wordt, dan wel in gesplitste vorm.

Robert-jan van der Hoeven, directeur Broadcast Partners.