De kabel, concurrentie en de Opta (deel 1)

Televisie wordt digitaal. De kabelmaatschappijen gaan concurrentie krijgen. Internetproviders, telecombedrijven en kabelmaatschappijen begeven zich op elkaars terrein. Verschillende internetproviders en telecomboeren zijn momenteel voorbereidingen aan het treffen om de kabelmaatschappijen en elkaar vol aan te gaan vallen. Versatel roert zich, BBNed wil aan de slag en ook KPN wil een duit in het zakje doen.  Kabelmaatschappijen zien de concurrentie aankomen en proberen nu de eerste klap uit te delen, terwijl ze nog niet in de gaten hebben wat er op ze af aan het komen is. Programmaraden zien de bui al hangen en proberen krampachtig hun macht te behouden en zelfs uit te breiden. Ondertussen wordt er gespeculeerd over een mogelijke op handen zijnde interventie van de Opta in de kabelsector, weet de NMA even niet meer wat ze moeten doen en begint de politiek zich ook steeds meer te roeren.

Kortom: er zit een oorlog aan te komen. En geen kleintje. En aan de Opta, de NMA en de politiek de schone taak om een en ander in goede banen te gaan leiden (of is het in dit geval lijden?). Arrogant als ik ben ga ik de situatie bekijken en wat adviezen geven.

Het verhaal is opgedeeld in vier delen. Het eerste deel bevat de introductie en een analyse van de huidige situatie. Deel twee kijkt naar de opkomende concurrentie: wat is het, wat kun je er mee? Deel drie zal de verhoudingen bespreken tussen de bedrijven en de gevolgen van de concurrentie. Deel vier bevat een aantal voorstellen om het geheel een beetje de juiste richting op te kunnen sturen. In deel vier kijk ik ook naar de situatie rondom (K)PN.

Deel één: De huidige situatie
Privatisering

De kabelmaatschappijen zoals wij die nu kennen zijn nagenoeg allemaal voortgekomen uit een verkoop van de – ooit publieke – kabelnetten van de gemeenten. Dat leek een goed idee. Een commercieel bedrijf opereert inmiddels veel efficiënter dan een publieke onderneming. Daarnaast roken de gemeenten natuurlijk geld, omdat de UPCs van deze wereld grof geld betaalden voor de verschillende kabelnetten.

Daarna begon de ellende. De nieuwe kabelbedrijven moesten tig verschillende administraties integreren, hetgeen tot een ongehoorde chaos leidde. U herinnert zich vast nog wel dat verschillende consumentenprogramma’s, zowel terecht als onterecht, de vloer aanveegden met UPC. Daarnaast hadden de gemeenten hun netwerken verkocht en hadden ze daarmee een monopolie omgezet naar een commercieel monopolie. De hele verkoopoperatie leidde tot ongekende gedrochten, die heden ten dage (nog steeds) luisteren naar namen als UPC en Essent Kabelcom.

Deze bedrijven konden – binnen een aantal voorwaarden – doen en laten wat ze wilden. Concurrentie was er niet (of nauwelijks) met als gevolg dat ze met de tarieven konden spelen, weg kwamen met een belabberde service, programmapakketten naar gelang aan pasten – en dus de facto de hele macht hadden. Het aanleggen van een tweede kabelnet was geen optie, gezien het kostenplaatje dat daaraan hangt.

Je zou kunnen stellen dat we in Nederland Regel #1 op het gebied van privatisering op harde wijze hebben geleerd: privatiseer nooit en te nimmer een monopolie tenzij je zeker weet dat er voldoende concurrentie kan komen. Aangezien we op het gebied van de kabelmaatschappijen te maken hebben met een zogenaamd natuurlijk monopolie (er is maar 1 CAI-netwerk, een tweede aanleggen is zo duur dat het nagenoeg niet mogelijk is), hadden de gemeenten de kabelnetten nooit mogen verkopen. (Mijn columndictator Jasper vind dat ik moet refereren aan een stukje dat ik ooit heb geschreven tegen een standpunt van de SP, die ook van mening zijn dat de kabelnetten nooit verkocht hadden moeten worden. OK dan. Het gaat om deze column. Merk wel op dat ik tegen de SP in ging omdat die een privaat monopolie wilden vervangen door een publiek monopolie. Dat lost niets op).

Programmaraden

Om die commerciële monopolies een beetje in goede banen te leiden, werd er besloten om de kabelmaatschappijen te voorzien van een polderorgaan dat wat tegengas zou kunnen geven: de programmaraden. De bedoeling was dat de programmaraden de consument konden beschermen tegen allerhande vervelende oprispingen van de kabelboeren. In de praktijk zie je dat een aantal programmaraden zijn werk best goed doet, terwijl een aantal anderen werkelijk tot op het bot incompetent zijn. Het komt regelmatig voor dat een kabelmaatschappij de consument moet beschermen tegen een oprisping van een programmaraad. Over de nut en noodzaak van programmaraden kun je een discussie opzetten, maar daar begin ik nu even niet aan.
 
Concurrentie van de satelliet

Gelukkig voor de consument – en ook voor de radio- en televisiestations – zijn Digitenne en Canal Digitaal Satelliet de laatste jaren of gestart, of nadrukkelijker de concurrentie aangegaan met de kabelboeren. Niet dat die concurrentie vooralsnog veel voorstelt, maar het is een begin. En waarom die concurrentie nog niet zo veel voorstelt? Omdat zowel Digitenne als Canal Digitaal Satelliet ieder hun eigen problematiek kennen. Laat ik eerst even Digitenne fileren.

Digitenne kampt met een paar forse problemen. Ten eerste: de capaciteit. Er zijn, uit mijn hoofd, vijf kanalen beschikbaar voor Digitenne uitzendingen via de ether. Voor een beetje fatsoenlijke beeldkwaliteit kun je maximaal drie a vier TV-zenders per kanaal kwijt. In totaal kan Digitenne dus maximaal 20 TV-stations kwijt in de beschikbare ruimte. Dat is een karig aanbod. Daarom propt Digitenne nog een paar extra TV-stations plus een rits radiostations op de beschikbare ruimte. Dit gaat ten koste van de kwaliteit, waar dan ook over geklaagd wordt. Heb je net een energieslurpend plasma TV’tje gekocht, kun je de pixels in je beeld gaan zitten tellen. Probleem twee heeft te maken met de storingsgevoeligheid. Digitenne werkt via de ether en heeft dus te maken met allerhande ellende die je via de ether hebt. Het derde probleem is het kostenplaatje. Het aanbod van Digitenne is kleiner dan het aanbod via de gemiddelde kabelmaatschappij, het is storingsgevoeliger en met fatsoenlijke bekabeling levert de ouderwetse analoge kabel een beeld dat volstrekt superieur is aan Digitenne. Ondanks dat vraagt Digitenne een relatief fors bedrag per maand om het aanbod te kunnen ontvangen. Daarnaast moet een consument één of meerdere digitale ontvangers aanschaffen en betaal je ook nog eens extra abonnementskosten voor die andere ontvangers.

Gevolg: miljoenenverliezen. Het verlies over 2003 wordt ingeschat op een miljoentje of dertig (!), wat af te leiden valt uit het jaarverslag van Nozema over 2003. Nozema noteerde een verlies van een whopping negen miljoen op de deelnemingen, waarvan Digitenne veruit de belangrijkste is. En oh ja, wie betaalt dat verlies? Retorische vraag: wie is de aandeelhouder van Nozema Services, die nu de aandelen in Digitenne heeft? (Mijn columndictator onderschat u als lezer en zegt dat ik het antwoord hier moet geven. U had het al lang geraden natuurlijk: De Nederlandse Staat).

Dan Canal Digitaal Satelliet (CDS). Het grootste nadeel daaraan is het feit dat je relatief fors moet investeren om het te kunnen ontvangen. Het ontvangen van de VRT kun je vergeten; de BBC kan wel (plus ene hele batterij andere Britse TV-kanalen) als je een klein beetje extra investeert. Daarnaast moet je een schotel ergens neerplanten zodat ‘ie vrij zicht heeft op de satelliet; niet iedereen vind dat even mooi. En ook hiervoor geldt: iedere TV heeft zijn eigen digitale ontvanger nodig. Wie overigens investeert in een schotel heeft dan wel direct een walhalla te pakken; een paar honderd kanalen en het is bizar goedkoop.

Kortom: de enige twee concurrenten van de kabelboeren kunnen geen deuk in een pakje boter slaan. Digitenne wordt kunstmatig in leven gehouden door KPN dat het onder haar eigen naam in de markt zet. De vraag is hoe lang ze dat gaan volhouden. KPN heeft een tijdje geleden een belang genomen in Digitenne en het is nog onduidelijk wat voor plannen ze hebben. Daar kom ik later op in deel vier.

De concurrentie voor de kabelmaatschappijen is nihil. Daarmee zitten ze in de positie dat ze de facto kunnen doen wat ze willen. Dat is niet goed voor u als consument. De gevolgen zijn nu duidelijk: u betaalt veel te veel voor uw kabelabonnement, de keuze is klein, radio- en tv-stations moeten betalen voor doorgifte op de kabel – de kabelboeren eten dus van twee walletjes – en we zitten opgescheept met de programmaraden. Die kabelraden zijn overigens ook een relatief duur grapje, maar dat is een ander verhaal.

Gelukkig komt er echter licht in de duisternis: de Opta is bezig om het breekijzer te hanteren op de kabelnetwerken (Go! Go! Go!) terwijl innovaties op het gebied van TV via Internet en ADSL voor de rest zorgen. Daarover meer in deel twee. Want het wordt leuk in medialand. Heel erg leuk.