Met het spektakel van de commerciële radiostations valt misschien nog wel te leven. Ze mogen dan om de haverklap roepen hoe schandelijk ze behandeld worden en hun luisteraars oproepen om de Tweede Kamer, de departementen en Wim Kok plat te bellen -dat bloedt op den duur wel dood, het roept aversie op en gaat averechts werken. Onaangenamer is het dat de politiek deze chaos over zichzelf heeft afgeroepen en zich met de dag dieper in de nesten werkt.
Het begon ermee dat de Tweede Kamer inbreuk maakte op het principe van eerlijk delen. De Kamer was het erover eens dat de publieke omroep over een aantal frequenties moest kunnen beschikken. Voorts meende zij dat de resterende frequenties door middel van een veiling verdeeld moesten worden over de commerciële stations. Dat was echter tegen het zere been. Een aantal van deze stations claimde bepaalde frequenties populair te hebben gemaakt en noemde het daarom oneerlijk hen daar dik voor te laten betalen, of tot verdwijning te veroordelen.
Dat was voor veel luisteraars een overtuigende boodschap. De Kamer had er echter nooit in mogen trappen. De commerciële stations wisten vooraf dat ze slechts voor een bepaalde tijd over bepaalde frequenties konden beschikken. Maar belangrijker nog: de Kamer zelf wilde met een veiling de markt eerlijk bedienen. Diezelfde Kamer en dan met name de PvdA-fractie ging echter later alsnog overstag en wel voor het geblaas van Erik de Zwart c.s. Daarop zette de Kamer het kabinet onder druk om sommige commerciëlen alsnog een voorkeursbehandeling te geven.
Op dat moment had staatssecretaris De Vries het been stijf moeten houden. Met zo’n voorkeursbehandeling zou ze zich immers in een onmogelijke positie manoeuvreren, maar ook zij boog voor de vox populi om na een aantal maanden alsnog tot de conclusie te komen dat het zo toch niet kan. Met deze stellingname is de chaos deze week compleet geworden en lijkt een oplossing voor dit simpele probleem verder weg dan ooit.
Treurig dat zoveel mensen zich op sleeptouw hebben laten nemen door deze zogenaamde vrijgevochten jongens, die in werkelijkheid aan het handje lopen van het grootkapitaal. Maar het treurigst is wel te moeten constateren dat de politiek daartegen geen verweer blijkt te hebben. (29 juni 2001)