Op 13 mei vindt er een kamerdebat plaats over wat te doen met de frequenties die zijn voorbehouden aan ‘digitale radio’. En ergens komende week zal staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken een nota over dit onderwerp uitbrengen. Een mooie aanleiding om het onderwerp weer eens voor ’t voetlicht te brengen.
Vorig jaar kwam Heemskerk met een nota waaruit bleek dat hij de digitale-radiofrequenties wilde veilen, en dat de ‘gelukkige winnaars’ maar zelf moesten zien wat voor soort media (TV, radio, whatever) ze erop wilden gaan zetten.
Vanuit het parlement en de radio-industrie kwam daarop kritiek, en de staatssecretaris is nu bezig met een nieuwe nota die ieder moment kan verschijnen.
Wat Nederland te vergeven heeft is –naast die van de publieke omroep- 1 landelijke zogenoemde ‘multiplex’ in Band III (die loopt van 174 tot 230 Mhz). Ook is er in band III een netwerk van regionale multiplexen die tezamen een landelijk netwerk vormen.
En er zijn veel lokale multiplexen beschikbaar in de L-band (1452-1492MHz). Die laatste laten we even buiten beschouwing omdat die L-band-frequenties een gering bereik hebben, en de kosten van exploitatie vooralsnog veel te hoog zijn.
Waar je bij normale FM-radio spreekt over een frequentie waarop één radiostation uitzendt, spreek je bij digitale radio (en ook bij digitale TV) over een multiplex. Immers, op één frequentie kunnen meerdere radio- of TV-stations tegelijkertijd uitzenden.
Deze multiplexen zijn internationaal gereserveerd en gecoördineerd voor ‘DAB’ (Digital Audio Broadcasting). Dat is een andere benaming voor het digitale ‘Eureka 147-radioproject’ dat al uit 1984 stamt. Deze techniek is ondanks investeringen van misschien wel honderden miljoenen euro’s helaas niet van de grond gekomen. De enige landen waar DAB een beetje verschil maakte, waren Groot Britannië en Denemarken. Maar ook alleen maar na gigantische marketingcampagnes waarin de publieke omroepen van die landen (respectievelijk de BBC en Danmarks Radio) een zeer grote rol speelden. Echter, ook in Groot Britannië en Denemarken heeft DAB ’t niet makkelijk.
Maar is het niet van de grond komen van DAB meteen maar een reden om het begrip ‘digitale radio’ naar de prullenbak te wijzen en die frequenties te gebruiken voor bvb tv-uitzendingen voor mobieltjes, waar een enkel bedrijf voor aan het lobbyen is geslagen? Nee.
De FM was ook pas na tientallen jaren populair
Edwin Armstrong verdient een groot compliment. Deze professor in de Verenigde Staten paste in 1934 voor ‘t eerst FM-uitzendingen toe. Tot dat moment was de theorie over FM-uitzendingen al een tijdje bekend, maar had nog niemand ’t in de praktijk weten te brengen. Het lukte Armstrong wel. Een jaar later kwam diezelfde Armstrong met het principe voor stereo-uitzendingen op de proppen. En nu nog steeds is de consument er dik tevreden mee.
Maar het duurde meer dan 40 jaar na zijn uitvinding, tot diep in de jaren 70, voordat er meer mensen naar de FM-band luisterden dan naar de middengolf (AM). In de jaren 30, 40 en 50 waren heel veel mensen in de industrie en daarbuiten beslist niet overtuigd van de noodzaak om FM-uitzendingen in te voeren. De situatie rondom de FM is vergelijkbaar met wat we nu zien bij digitale radio.
Van digitale radio kun je op de lange termijn ook een opmars verwachten. Waarom? Omdat in een wereld waarbij de elpee allang is vervangen door de CD en daarna door de MP3, de video door de DVD en waarbij de analoge TV reeds is uitgeschakeld en de TV alleen nog maar digitaal uit de ether is te plukken, we de Telegraaf en de Volkskrant online lezen en last but not least, radio allang in allerlei digitale vormen tot ons komt (via je kabel-set-top-box, satelliet of gewoon via internet), het niet realistisch is te veronderstellen dat er tot in de eeuwigheid behoefte zal blijven aan de analoge FM.
Dat de FM op dit moment het nog zeer goed doet en dat de consument er tevreden mee is, is een vaststaand feit. Dat een afschakeling van de analoge FM, net zoals bij de analoge TV is gebeurd, politiek onverkoopbaar is, is ook duidelijk. De 35 miljoen FM-radio’s die Nederland telt kunnen nog jaren en jaren mee en geen enkele politieke partij zal zich populair maken met een pleidooi om al die apparaten maar weg te gooien, en de bevolking te dwingen nieuwe radio’s te kopen. Maar met digitale radio kun je op den duur meer. Je kunt veel meer radiostations in de ether kwijt, en je kunt digitale radio veel beter integreren in andere mediaproducten.
Er zal een grote behoefte blijven bestaan aan radio-uitzendingen en audio programma’s. Toen in de jaren 50 van de vorige eeuw de TV z’n intrede deed, geloofde de massa dat ’t weldra gedaan zou zijn met de radio-uitzendingen. Immers, de soap-opera’s die ’s avonds op de radio werden uitgezonden, daar kreeg je op de TV nu beeld bij. Maar radio bleek geenszins overbodig. We gebruiken het medium nog steeds en massaal.
Tijdens ’t autorijden, maar ook afwassen, grasmaaien, werken op de steiger, etc. zullen velen toch niet zo handig vinden dat er bij ’t geluid beelden worden meegezonden. Radio blijft gewoon een ‘stand-alone-medium’. En net als voor TV zijn er voor radio ook internationale afspraken gemaakt om een deel van de beschikbare frequentieruimte te benutten voor een digitalisering van dit medium. Die digitalisering is tot dusver niet echt goed van de grond gekomen. Maar dat wil nog niet zeggen dat er geen kansen meer zijn.
DAB is een verouderde techniek
Het probleem is toch een beetje de tot dusver gebruikte DAB-techniek, in combinatie met de voorlopig geringe beschikbaarheid van frequenties. Ten eerste stamt de techniek dus al uit 1984. Voor die tijd revolutionair. Nog maar drie jaar daarvoor, in 1981, kwam het software-besturingsprogramma voor computers, MS-DOS, op de markt. Ken jij nog iemand die alleen nog maar MS-DOS op z’n personal computer heeft staan? De DAB-techniek is dan ook volstrekt verouderd.
Ook liggen de DAB-frequenties in band III vooral in het gebied waarop in sommige landen nog analoge TV-uitzendingen plaatsvinden. En kunnen ze tot dusver nog niet op een efficiënte manier worden uitgegeven. Nederland kan op landelijk niveau op dit moment dus maar 3 multiplexen inzetten. Eentje is al in gebruik door de publieke omroep. Per multiplex kun je in een aardige kwaliteit in de huidige DAB-norm 8 radiostations uitzenden. Maar wat we zien gebeuren op de multiplex van de Publieke Omroep in Nederland, en op de multiplexen in Groot Britannië, is dat er wel 12 tot 15 radiozenders in worden gepropt. Dit gaat dan helaas wel ten koste van de kwaliteit van het geluid. De meeste DAB-zenders, zowel in Nederland als in Groot Britannië, klinken als een slecht MP3-tje. En dat kan natuurlijk ook weer niet de bedoeling zijn.
Echter, ook hier schrijdt de techniek voort. Inmiddels is er een volwaardige opvolger voor de DAB-techniek, namelijk DAB+. Helaas niet te ontvangen op de oudere DAB-ontvangers, maar je kunt met deze techniek per multiplex wel veel meer zenders kwijt die ook nog eens in een behoorlijk goede kwaliteit kunnen uitzenden. Zeker een stuk of 20 per multiplex is mogelijk (voor de kenners: DAB+ gebruikt de AAC+codering). Ook is de zogenoemde ‘errorcorrectie’ van DAB+ veel beter. Dit houdt in dat waar bij het oude DAB het geluid wegvalt als de ontvangst wat minder wordt, bij DAB+ het geluid nog wel even zal doorspelen.
We gaan even uit van zenders in een fatsoenlijk beluisterbare kwaliteit. Met onze 3 Nederlandse multiplexen kunnen we in de oude DAB-norm 3×8=24 radiozenders plaatsen. Dat zijn er nauwelijks meer dan wat er nu op de FM-band is te horen. Bij DAB+ zijn dat er 3×20=60.
Met zoveel kanalen zal er ook minder eenheidsworst zijn op de Nederlandse radio. Natuurlijk zullen er best wel 6 of 7 Top-40-stations komen, maar dan nog blijven er voldoende kanalen over voor andere programma’s. En in 2012 krijgt Nederland er nog een paar multiplexen bij, waardoor ’t aantal radiostations dat landelijk in DAB+ kan uitzenden, de 200 kan overstijgen. Qua marktsituatie krijg je dan uiteindelijk een scenario waarbij radio-organisaties niet 1 of 2, maar 30 radiokanalen zullen exploiteren. Met daarbij een heleboel niche-formats. Kortom, voor ieder dan écht wat wils.
Ook regionale stations kunnen met DAB+ de ether in. Alleen voor de lokale omroepen is er een probleem. Maar ja, de FM-band blijft de komende 15 jaar ook nog echt wel bestaan. En misschien is de techniek tegen die tijd dusdanig gevorderd, ontwikkeld en in prijs gedaald, dat L-band uitzendingen in DAB+ wél lucratief worden. In dat geval kun je in iedere gemeente zeker een stuk of 5 lokale stati ons kwijt (voorzover daar behoefte aan zou zijn).
Wie gaat het allemaal betalen ?
Een belangrijke vraag is wel: wie gaat dat allemaal betalen? Voor de digitale radio-uitzendingen in band III heb je toch wel zo’n 120 zendmasten nodig . En per multiplex ben je toch zeker vele miljoenen euro’s per jaar kwijt voor de exploitatie. Per radiokanaal betaal je dan weer minder dan nu ’t geval is voor het in de lucht houden van een landelijk FM-pakket, maar met veel meer radiostations is er natuurlijk veel meer concurrentie voor dezelfde reclame-euro’s, de FM-stations zijn ook nog niet uitgeschakeld en ook daar zul je als digitaal radiostation mee moeten concurreren en om als commercieel radiostation interessant genoeg te worden bevonden door de reclamewereld, zul je toch moeten kunnen aantonen dat je luisteraars hebt. Dat zal vooral in ’t begin moeilijk zijn, want niemand heeft dan nog zo’n DAB+ ontvanger. En zelfs bij een kwalitatief goed en groot aanbod van radiostations op DAB+, kan ’t toch zomaar een jaar of 10 –of misschien nog langer- duren voordat iedereen naar DAB+ luistert.
Politiek Den Haag had enkele jaren geleden plannen om de DAB-frequenties te gebruiken voor alleen nieuwe radiostations. Om zo ‘de schaarste in de ether’ op te heffen. Maar ervaringen in ’t buitenland ons hebben geleerd, is dat ook daar ‘wat de boer niet kent, ie niet vreet’. Aan de andere kant zijn in Duitsland jarenlang multiplexen in de lucht gehouden met uitsluitend datgene erop wat er al op de FM-band was te ontvangen. En dat bleek ook geen succes. Want digitale radio is qua geluidskwaliteit niet per definitie beter dan FM. Dus waarom zou je een nieuwe ontvanger kopen voor zenders die je toch al hebt en waar je tevreden over bent?
Waar ’t in Groot Britannië en Denemarken nog redelijk de goede kant op mee is gegaan, is een mix van de bestaande FM-zenders gecombineerd met een aantal stations met een aantrekkelijk niche-format. In feite hetzelfde als wat de kabelmaatschappijen nu doen met de digitale TV in Nederland. Alle populaire stations ontvang je ook digitaal via je set-top-box, en je krijgt er nog een heleboel verschillende muziek- en documentairekanalen van o.m. MTV, de publieke omroep en Discovery bij.
Zo’n scenario is ook werkbaar voor de digitale radio. Alleen vergt dat een hoge betrokkenheid van de bestaande radio-aanbieders die nu via de FM uitzenden, zowel publiek als commercieel. Zij zullen toch vooral de kar moeten trekken middels het uitzenden van hun huidige programma’s via DAB+ (wat niet goedkoop is) en de ontwikkeling van extra radioprogramma’s en de promotie ervan. Voor een gloednieuwe partij die alleen via DAB+ gaat uitzenden, is de exploitatie van een of meerdere radioprogramma’s zeker de komende 10 jaar financieel onhaalbaar.
In dit licht bezien is ‘t natuurlijk bittere noodzaak dat de FM-vergunninghouders weten waar ze aan toe zijn. Stel dat je als huidig FM-station nu zou gaan investeren in DAB+, en je raakt in 2011 je zendvergunning voor de FM kwijt. Dan heb je meteen niks meer aan die investeringen in DAB+. Immers, met uitsluitend uitzendingen in DAB+ zul je nog vele vele jaren alleen maar verliezen kunnen lijden. Niemand zal zo gek zijn om een dergelijke onverantwoorde gok te wagen.
Grootste kans op succes voor DAB+ met bestaande FM-stations
Vanuit mijn 100%NL-positie bezien zal dit standpunt niet onbegrijpelijk zijn, maar ik geloof echt dat digitale radio (DAB+) het beste kan worden geïntroduceerd middels een verlenging van de bestaande FM-frequenties in combinatie met investeringen in DAB+.
Luisteraars die nu ontevreden zijn met het bestaande radio-aanbod krijgen er zo op relatief korte termijn vele keuzemogelijkheden bij (ok, ze moeten dan wel een nieuwe ontvanger kopen), en radioluisteraars die wél tevreden zijn met de huidige radiostations en de aanschaf van een nieuwe radio nog jaren uitstellen, gaan uiteindelijk toch overstag omdat zij op den duur natuurlijk ook liever een apparaat willen waar ze meer op kunnen ontvangen. Zeker wanneer die apparaten na verloop van tijd overal in hun omgeving opduiken. En oude radio’s gaan ook een keer stuk.
Kortom, de ruimte die internationaal is gereserveerd voor digitale radio, moet dat naar mijn mening ook blijven. Ik weet dat er een lobby gaande is van een partij die er ook graag mobiele TV op wil gaan uitzenden, maar daarvoor zijn andere frequenties beschikbaar gesteld, en die worden al gebruikt door KPN Digitale TV (Digitenne). Het PvdA-kamerlid Martijn van Dam schreef enige tijd geleden op z’n weblog dat hij de komst van mobiele TV op voor DAB-radio bestemde frequenties zou toejuichen omdat er dan concurrentie komt voor Digitenne, maar Digitenne heeft al concurrentie van kabel, satelliet en IP-TV.
Uit de Tweede Kamer zijn natuurlijk ook andere geluiden te horen. Het CDA-kamerlid Joop Atsma wil de digitale radiofrequenties vooral gebruiken om de schaarste in de ether zoveel mogelijk op te heffen. Hij vindt dat de commerciële zenders die op de FM en AM uitzenden bij de eerstvolgende frequentieverdeling de digitale radiofrequenties erbij moeten krijgen en moeten ontwikkelen. Als verdeling wil hij geen veiling, maar een vergelijkende toets.
Nederland is maar klein
Er zijn nog enkele factoren die meespelen. In Europa is de DVB-H techniek min of meer de standaard geworden voor digitale TV via de ether. Dit is ook de techniek die Digitenne gebruikt. Een partij als Mobiele TV Nederland wil echter op de voormalige DAB-frequenties de DMB-techniek invoeren (Digital Media Broadcasting) om de frequenties voor TV-uitzendingen te kunnen gaan gebruiken. Als argument gebruikt men onder meer dat de DVB-H techniek en de frequenties van Digitenne niet geschikt zijn voor mobiele ontvangst. Maar ik ken meerdere mensen die inmiddels Digitenne in hun auto hebben en dat gaat prima. Ook als ze rijden. Twee compleet naast elkaar opererende platforms voor mobiele TV met verschillende technieken (dus met de ene ontvanger ontvang je de andere niet en vice versa), waarop dan wél weer grotendeels hetzelfde is te ontvangen, lijkt mij onwenselijk. En ’t belangrijkste argument: zo’n mobiel TV-platform in band III hindert de radio-digitalisering.
DMB is immers vooral ontworpen voor het uitzenden van video. Je kunt in DMB ook radio uitzenden, maar alleen in combinatie met een minimale videostream van 2 kbps. Je zou het logo van het radiostation iedere paar seconden mee kunnen zenden, maar da’s een beetje zonde van de ruimte. Want dat logo kun je ook laten opslaan op de ontvanger van de gebruiker als ie er behoefte aan heeft. Ook is de DAB+-techniek 35% meer efficiënt dan DMB. DAB+ is niet echt geschikt voor video en DMB wel, maar stel je zou een multiplex alleen voor radio gebruiken, dan kun je er in DAB+ één derde méér radiostations in kwijt dan wanneer je de DMB-techniek zou gebruiken.
Eigenlijk hebben we als Nederland helemaal niet zoveel te vertellen. We zijn maar een klein land. En als we zelfstandig besluiten een techniek als DMB in te voeren die tot dusver niet of nauwelijks wordt ondersteund door de grote electronicafirma’s in de wereld, dan komen er meerdere problemen onze kant op. Voor goede, goedkope ontvangers voor de consument moeten we dus wel meegaan met wat er in de rest van de wereld gebeurd. En –zoals al eerder gezegd- zijn de frequenties die bestemd zijn voor digitale radio, internationaal bestemd voor digitale radio. En da’s geen TV.
Tot slot zou ik graag een quote van afgelopen donderdag uit de Wall Street Journal willen aanhalen over de introductie van TV op mobieltjes:
“Live television on cellphones may prove to be nothing more than a niche market. In Europe, where several operators, including Vodafone and Telecom Italia, offer such services, fewer than 1% of consumers are using them, according to M:Metrics Inc., which tracks wireless-industry trends.
In the U.S., about 5% of consumers are willing to pay for mobile TV, according to Yankee Group analyst Linda Barrabee. “The big disconnect for consumers is the price point,” Ms. Barrabee said, with most people looking for a service costing less than $5.
Verizon has offered its mobile-TV service for more than a year and hasn’t disclosed how many subscribers it has. The carrier still has just four MediaFLO-enabled handsets. “At this point, neither TV nor virtually any of our other features are needed enough that every phone has to have it,” said Verizon spokesman Jeffrey Nelson.”
Hier wordt dus de verwachting uitgesproken dat de markt voor live-TV op mobieltjes niets meer zal blijken te zijn dan een kleine markt. Dat klinkt niet echt bemoedigend. Blijf de DAB-frequenties dus maar lekker gebruiken voor radio. En met het nieuwe DAB+ moet je maar eens zien hoeveel keuze er voor de consument ontstaat.
Herbert Visser – 100%NL