Afgelopen week werd door het Commissariaat voor de Media te Hilversum een rapport gepresenteerd over de mate waarin publieke lokale omroepen voldoen aan de mediawet. Een en ander wordt door het Commissariaat jaarlijks getoetst op basis van het jaarverslag dat een publieke lokale omroep elk jaar rond deze tijd moet inleveren.
Zo’n jaarverslag dient te zijn voorzien van een financiële paragraaf, waaruit blijkt hoe de geldstromen binnen de organisatie geregeld zijn. Verder moet er een verslag bij van het Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO) en een door dit PBO goedgekeurd actueel programmaschema. Kortom: zo’n omroep moet behoorlijk met de billen bloot. En als de boel niet in orde is, volgt een waarschuwing. Want, simpel gezegd: wie zijn plichten verzuimd, kan vertrekken!
Ik wil even wat nader ingaan op de rol van het PBO in zo’n omroep. Een PBO is een groepje mensen, samengesteld uit alle in het verzorgingsgebied voorkomende stromingen binnen de maatschappij. Even iets concreter: groeperingen als werkgevers, werknemers, etnische en culturele minderheden, vertegenwoordigers uit het onderwijs, sociale en maatschappelijke instellingen, religieuze groeperingen… Dat soort lieden vormen samen het PBO. Daarvoor zijn twee mogelijkheden. Het PBO kan functioneren als algemeen bestuur van de omroep, of het functioneert als zelfstandig onafhankelijk orgaan naast het bestuur van de omroeporganisatie. Het Commissariaat voor de Media stelt in haar rapportage dat zij de voorkeur geeft aan de eerstgenoemde optie. En dat komt op mij wat vreemd over. Want daarmee zou een omroep zich wel eens een boel problemen op de hals kunnen halen. Let wel: ik zeg “kunnen”. Er zijn tal van voorbeelden te noemen waarbij zo’n PBO als algemeen bestuur prima functioneert. Maar in de praktijk moet er vaak heel wat gebeuren voordat het zover komt.
De mensen die in zo’n PBO zitten hebben het vaak al druk druk druk. Ze zitten immers al tot over de oren in het (veelal vrijwilligers-) werk van hun eigen organisatie. En dan komt daar een groep enthousiastelingen die een omroep wil oprichten. “We hebben uw medewerking nodig, anders kunnen we niet draaien”, klinkt het dan. En zo’n vertegenwoordiger voelt zich enerzijds gevleid dat juist hij of zij gevraagd wordt, anderzijds bezwaard door de nieuwe taken die liggen te wachten. Niet alleen betekent zittingname in zo’n PBO weer extra werk (viermaal per jaar vergaderen wordt door het Commissariaat als minimaal noodzakelijk beschouwd), ook is men doorgaans totaal onbekend met het verschijnsel “radio”. Niet zo vreemd, want er is altijd maar één publieke lokale omroep per gemeente. Als dan zo’n PBO tevens de functie van algemeen bestuur krijgt, kunnen er vreemde dingen gebeuren. Besturen is één, een radiostation draaiende houden is twee. Okee, er zijn dan wel anderen in zo’n organisatie die de dagelijkse gang van zaken regelen in een studio, toch is er een directe band tussen de programmaleiding en het algemeen bestuur.
Voorts wordt de vrijheid van handelen in een dergelijke organisatie sterk beperkt. Een voorbeeld daarvan vind ik al vrij dicht bij huis. De lokale omroep in de buurgemeente kent deze constructie namelijk ook. Het PBO is tevens het algemeen bestuur. Het gevolg is dat de programmering van de omroep voor een halfjaar is vastgesteld. In april en in oktober wordt die programmering opnieuw bekeken. Ideeën worden geconcretiseerd en de nieuwe programmering is doorgaans een samenvoegsel van de oude programmering en de inmiddels tot programma’s omgewerkte plannen uit de maanden ervoor. Uiteraard allemaal met goedkeuring van het PBO. En volgens mij beperk je de creativiteit van de programmaleiding en de programmamakers hier behoorlijk mee. Met een schema dat een halfjaar onaangetast draait leg je jezelf teveel aan banden, vind ik. Als er iemand in november met een fantastisch idee voor een nieuw wekelijks programma komt en dat zou in december kunnen gaan draaien, dan moet er gewacht worden tot april volgend jaar voordat het ingevoegd kan worden in de programmering. Althans, wanneer je leeft volgens de regeltjes. In de praktijk zal er best wel eens gesmokkeld worden.
Waarom is het PBO ook alweer verplicht? Om de representativiteit van de betreffende omroep blijvend te kunnen garanderen. Met andere woorden: de omroep en haar programma’s moeten een afspiegeling zijn van de plaatselijke samenleving. Nou, prachtig hoor. Maar daar heb ik geen PBO voor nodig. Okee, er zijn heel wat “kwaden” onder de goeden. Omroepen die zichzelf profileren als een soort mini-538 en de hele dag alleen maar muziek uitzenden. Voor die omroepen is het inderdaad nodig dat er streng wordt toegezien op de programma-inhoud. Maar dan nog zouden er vast wel andere controle-systemen denkbaar zijn. Uit de rapportage van het Commissariaat blijkt dat in een groot aantal gevallen het PBO niet of onvoldoende functioneert. En mijn persoonlijke ervaring is dat de leden van zo’n PBO het allang best vinden. Ze komen zelf regelmatig met hun organisatie op de zender om hun woordje te doen en daarmee is hun afdeling verzorgd. Want een beetje egoïstisch zijn we natuurlijk allemaal op zo’n moment. Je zit in zo’n PBO om je eigen cluppie te verdedigen. En zolang een verdediging niet strikt noodzakelijk is, vind je het wel best. Toch?
Het instellen van het PBO is misschien een wat gemakzuchtige handelwijze geweest van de wetgever. Zo van: oh, we moeten even wat regelen om de omroepen goed te kunnen (laten) controleren. En voil� , daar was het dan. Het Programma Beleidsbepalend Orgaan. Terwijl het voor het Commissariaat echt niet zoveel uitmaakt hoeveel minuten je nou precies in week “x” aan onderwerp “y” hebt besteed. Nee, het gaat er vooral om dat je als omroep bezig bent “in de geest van de wet”. Regels zijn gemaakt om een richting aan te geven en om buitensporige overtreders goed aan te kunnen pakken. Maar dat mag de vrijheid van de omroepen niet teveel in de weg staan. We weten allemaal hoe moeilijk het vaak is om (goede) vrijwilligers te krijgen. Ook voor omroepen geldt dit als een belangrijk obstakel. En even zo simpel kunnen vrijwilligers weer verdwijnen. Andere baan, andere woonplaats, legio redenen zijn denkbaar voor het beëindigen van de samenwerking tussen een omroep en een vrijwilliger bij die omroep. En niet zelden komt daarmee het voortbestaan van bepaalde programma’s in de knel. En wat moet je dan? Geen enkele oplossing, anders dan het voortzetten van het betreffende programma in dezelfde vorm, is conform de eisen van de wetgever. En dat laatste is lang niet altijd haalbaar!
Raimond Bos
presentator@hotmail.com