Tussentijds Concessiebeleidsplan

Afgelopen week heeft de Publieke Omroep het Tussentijds Concessiebeleidsplan voor de periode 2006-2010 ingediend bij staatssecretaris Van der Laan. Het plan schetst een somber beeld van de financiële situatie.

De financiering van de Publieke Omroep staat onder druk. Tegelijkertijd zijn nieuwe investeringen nodig voor een digitale toekomst. Om de verwachte achteruitgang in de Ster-inkomsten op te vangen en de positie van de Publieke Omroep te verzekeren moet extra geld worden gevonden, en zijn ingrijpende maatregelen onvermijdelijk.

‘Een rode draad is de gedachte dat John de Mol met het verwerven van de voetbalrechten de basis heeft gelegd voor een succesvolle familiezender’, legt voorzitter van de Raad van Bestuur Harm Bruins Slot uit. ‘Dat betekent dat belangrijke Ster-inkomsten wegvallen.’ Verwacht wordt dat de reclame dertig tot vijftig miljoen euro per jaar minder oplevert. Als de programmagegevens vrij worden gegeven, kan de financiële schade nog verder oplopen.
 
Financieringsbronnen
‘Ons beleid heeft twee speerpunten’, gaat Bruins Slot verder. ‘Een goede digitale positionering voor de toekomst, en handhaving van onze huidige positie op radio, televisie en internet. We willen op tv niet onder de 33 procent marktaandeel zakken. Dat is nogal een opgave. Om dat te financieren willen we onder meer de programmareserves inzetten. Je moet eerst laten zien, dat je je zakken hebt leeggemaakt. Verder willen we geld besparen door nog efficiënter te produceren, en de omroepbedrijven gedeeltelijk in elkaar te laten opgaan, zonder dat de verenigingen worden aangetast. Ook kijken we naar onze bijdrage aan BVN.

Daarnaast vragen we de overheid meer ruimte voor reclame en sponsoring, voor publiek-private samenwerking, en voor digitale investeringen samen met andere partijen. En we willen compensatie van de overheid als de programmagegevens worden vrijgegeven. Ten slotte vragen we een vergoeding aan distributeurs van ons aanbod, zoals de kabelbedrijven. Je moet alle bronnen benutten om aan voldoende geld te komen voor het verwezenlijken van je ambities. Maar in laatste instantie kan het zo zijn, dat we een deel van die ambities niet kunnen waarmaken.’
 
Kabelaars
Een deel van de plannen ligt in de omroepwereld en in de politiek gevoelig. Het idee om de omroepbedrijven in elkaar te schuiven wordt bijvoorbeeld niet door alle verenigingen omarmd. ‘Een aantal omroepen ziet daar wel het belang van. Stel dat het bestel dynamischer wordt, dus dat er makkelijker omroepen in- of uitgaan, dan moet je er niet aan denken dat iedereen zijn eigen productieapparaat moet opbouwen. Aan de andere kant vragen sommige verenigingen zich af hoe hun eigen identiteit dan nog kan doorklinken in de programma’s. Ik denk dat het heel goed mogelijk is om bepaalde dingen gezamenlijk te doen, en missiegebonden programma’s herkenbaar te houden. Kijk naar de VPRO bijvoorbeeld, of de aankoop van fictie. Dat hebben we nu per net geregeld, maar daarbinnen heeft iemand apart aandacht voor de EO.’

Het vragen van een vergoeding aan de kabelaars ligt vooral politiek moeilijk. Het ministerie van OCW steunt de opstelling van de Publieke Omroep. Maar in een spoeddebat bleek een week geleden, dat de Tweede Kamer voor het standpunt van Hilversum weinig begrip heeft. De programma’s worden gemaakt met publiek geld, en daarom moet de Publieke Omroep geen vergoeding vragen voor de doorgifte, luidt de redenering van veel Haagse politici. Anders zou de burger twee keer betalen. Dat is volgens de Publieke Omroep onjuist. De kabelbedrijven verdienen nu veel geld aan het doorgeven van de publieke netten, zonder daarvoor te hoeven betalen. Maar uit Europese rechtspraak is duidelijk geworden, dat publieke omroepen wel degelijk een vergoeding mogen vragen voor hun auteursrechten.

En dat de burger dubbel zou moeten betalen als de Publieke Omroep een vergoeding krijgt voor auteursrechten klopt ook niet, zegt Bruins Slot. ‘Die inkomsten gaan, net als de Ster-opbrengsten, naar het ministerie van OCW. Dat wordt verrekend met de rijksbijdrage. Het zou onverstandig zijn van de politiek als die bron op voorhand wordt dichtgegooid door het vragen van een vergoeding voor auteursrechten te verbieden. We zijn daarover steeds in gesprek met Den Haag, ik hoop dat het een kortstondig misverstand is.’

Bruins Slot wil verder, dat de politiek meer ruimte biedt voor samenwerking met andere marktpartijen. ‘Dan kijken we in eerste instantie naar de print-sector, de kranten. Denk bijvoorbeeld maar aan de samenwerking tussen de VPRO en de Volkskrant. En er zijn bij de omroepen allerlei ideeën om vanuit hun missie geredeneerd een grotere actieradius te ontwikkelen en meer te doen dan alleen audiovisuele programmering. In de Mediawet zitten nu nog belemmeringen voor publiek-private samenwerking, die moeten weg. Je moet natuurlijk wel goed verantwoorden wat je met publiek geld in zo’n constructie doet. En we willen meer ruimte voor reclame, al realiseren we ons heel goed, dat de betekenis daarvan als inkomstenbron onzeker is, als de kijker in de digitale toekomst reclame kan weglaten.’
 
Mensen
Het concessiebeleidsplan gaat niet alleen over geld en ambities, het gaat ook over de programmamakers. Er moeten meer allochtone en jonge programmamakers in Hilversum aan de slag, om het personeelsbestand een betere afspiegeling van de samenleving te maken. Daarvoor zullen concrete doelstellingen worden geformuleerd. De programmamakers moeten verder multimediaal kunnen werken. Daarvoor is scholing nodig, en gerichte maatregelen om de doorstroming van personeel te bevorderen. Flexibiliteit betekent volgens het beleidsplan ook, dat de arbeidsvoorwaarden in de toekomst meer decentraal worden vastgesteld, en mensen bij verschillende omroeporganisaties worden ingezet. Dat stuit in Hilversum op bezwaren, erkent Bruins Slot.

‘Daarin zie je iets van de spanning in het bestel terug. Een aantal omroepverenigingen wil een vaste groep medewerkers houden om de eigen geur en kleur te waarborgen. Dat begrijp ik. Maar wil je flexibel kunnen programmeren en aansluiten bij wat er in de samenleving leeft, dan moet je flexibele medewerkers hebben die kunnen rouleren, voor zover dat niet strijdig is met de identiteit van de organisaties. Het is een probleem, dat je in de opstelling van de vakbonden ook ziet. De bonden weten ook wel, dat flexibiliteit nodig is. Maar als je de mensen geen vastigheid biedt, zeggen ze, dan ontwikkelen ze ook geen loyaliteit aan het publieke bestel. Het is een dilemma dat we nog niet echt hebben opgelost.’
[Bas Nieuwenhuijsen/Spreekbuis/Radio.NL]

Gerelateerde berichten