Provincie, gemeentebesturen, Nozema en het Rijk hebben een akkoord bereikt over een tijdelijke en een permanente oplossing voor de zendmastenproblematiek in de Lopikerwaard. Dat zegt gedeputeerde J. Streng van de provincie Utrecht.
De huidige zender in Lopik die overlast veroorzaakt in de IJsselsteinse nieuwbouwwijk Zenderpark wordt gesplitst. Het zendvermogen wordt verdeeld over drie plekken. In 2011 loopt de vergunning voor de zenders definitief af. Als er dan nog behoefte is aan een dergelijke installatie komt deze op zee, in het grensgebied van Noord-Holland en Flevoland.
Na jaren van overleg maakte de gedeputeerde Streng van ruimtelijke ordening dinsdagmiddag het bereikte akkoord publiekelijk. De afspraken worden vastgelegd in een contract, dat binnenkort wordt ondertekend door de zes betrokken partijen: provincie Utrecht, de gemeenten Lopik, IJsselstein en Montfoort, zenderexploitant Nozema en het ministerie van Economische Zaken.
De gemeente IJsselstein – de feitelijke veroorzaker van het probleem, omdat die een woonwijk te dichtbij de zenders heeft geprojecteerd – betaalt de tijdelijke oplossing: de splitsing van de installatie met een vermogen van 240 kilowatt in drie delen. Op de huidige plek in Lopik (aan de rand van IJsselstein dus) blijft een zender met een vermogen van 100 kilowatt, een nieuwe zender van 100 kilowatt komt in IJsselstein-noordwest (op de rand van de gemeente Montfoort) en de derde zender van 40 kilowatt komt op het zogenoemde MOB-complex in een ander deel van het buitengebied van Lopik.
Gedeputeerde Streng toonde zich een opgelucht man, nu de oplossing voor het slepende probleem – storingen in elektrische installaties en van het telefoonverkeer – nabij is. Hij moest nog wel een slag om de arm houden. Er kunnen door burgers nog bezwaren worden ingediend tegen de tijdelijke oplossing. “Als dat gebeurt, zijn we weer jaren verder,” aldus Streng. Toch denkt Streng dat dit de beste oplossing is, die de storingen volgens hem tot een minimum beperken. “Dit is het echt het best haalbare resultaat.”
