Radio is een internationaal woord voor draadloze communicatie. Het woord is een afkorting voor radiotelefonie en radiotelegrafie. Technisch gesproken is radio een zwakstroom-techniek, die het mogelijk maakt langs draadloze weg berichten over te brengen waarbij gebruik wordt gemaakt van elektromagnetische golven. Radio.NL legt het ontstaan van de radio uit.
Eeuwen geleden vroeg men zich af hoe men bliksem kon maken. Verschillende elektriseermachines zijn uitgevonden waarmee de basis voor de telegraaf wordt gelegd. Hierdoor kunnen met behulp van morseseinen woorden via kabels worden overgeseind.
De natuurkundigen Hans Christiaan Oersted en Faraday ontdekken uiteindelijk het bestaan van de draadloze communicatie. De uitvinding van de telefoon en van de microfoon zorgen ervoor dat het gesproken woord kan via kabels kan worden verzonden. Het vormt de basis voor de huidige radio. Marconi ontwikkelt verder hoe morseseinen draadloos kunnen worden verzonden. Hij wordt veelal gezien als de uitvinder van de huidige radio, hoewel ook anderen als Hughes, Popoff en Loomis hun bijdrage op dit gebied hebben geleverd. Marconi let echter vooral op de commerciele en militaire mogelijkheden van de draadloze communicatie.
In Nederland worden de draadloze verbindingen in het begin vooral gebruikt binnen de scheepvaart en voor het ontvangen van nieuws uit andere landen. Er kan nog geen spraak mee worden verzonden. Dit lukt de Canadees Reginald Fessenden, in navolging van Hughes, pas op 11 december 1906. Hiermee wordt de basis voor de huidige radio gelegd.
– Radio vanaf 1920 tot heden
Met de eerste, officiele radio-uitzending van ingenieur Hanso Henricus Schotanus a Idzerda begint de rijke historie van de publieke omroep. Zelf verzorgt Idzerda gedurende vijf jaar vier uitzendingen per week, totdat hij wegens geldgebrek moet stoppen. Zijn concurrent, de Nederlandse Seintoestellenfabriek (NSF) blijft van alle initiatieven als enige over. Het hoofddoel van de zenders is tot dan toe geweest om technische sleutelaars te informeren en amuseren.
Programma’s zijn bestemd voor een selecte groep mensen, de technici. De NSF wil echter het grote publiek bereiken. Onder leiding van Willem Vogt wordt de Hilversumse Draadloze Omroep (HDO) opgericht die gebruik maakt van de fabriekszendmachtiging van de NSF. Primair doel is geld verdienen. De allereerste omroep in Nederland is dus een commerciele omroep geweest! Het gevarieerde programma-aanbod slaat aan en het aantal luisteraars stijgt enorm.
Natuurlijk zijn er ook mensen tegen de komst van de radio. Naast de muziekindustrie, wordt vooral in rechts-orthodox-protestantse kringen de radio verworpen als een ‘opzichtige uiting van de moderne, snel verloederende samenleving’. Andere confessionele groepen zien echter positieve mogelijkheden van de radio en willen ook gaan uitzenden. Al snel ontstaan de NCRV, KRO, VARA en VPRO. Elk willen ze hun eigen ideologie verspreiden via het nieuwe medium. Ze huren ’s avonds zendtijd bij de HDO. Vogt vindt het maar niets, want de HDO wil juist een algemene omroep zijn. Later verandert de HDO in de AVRO. Vanaf de jaren ’30 gaat de overheid zich meer bezighouden met de invulling van de publieke omroep. Er mag geen reclame worden gemaakt en elke omroeporganisatie moet een rechtspersoonlijkheid bezitten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstaan er opnieuw plannen om te komen tot een Nationale Omroep. De vooroorlogse omroepen zijn hier fel op tegen en krijgen na de oorlog hun zendtijd terug op voorwaarde dat er meer samengewerkt wordt tussen de omroepen. Daartoe wordt in 1947 de Nederlandse Radio Unie opgericht voor gezamenlijk beheer van de facilitaire voorzieningen.
Tijdens de wederopbouw kent de radio een ongekende bloei. Omroepen groeien als kool totdat de televisie met uitzendingen begint. De luistertijd naar de radio neemt drastisch af. Aan de andere kant krijgen de publieke omroepen te maken populaire, illegale radio- en televisiezenders als Veronica en de Reclame Exploitatie Maatschappij (REM, later TROS). Als reactie hierop wordt Hilversum 3 opgericht. Deze zender zendt vooral lichte muziek uit. Technische ontwikkelingen in de jaren ’70 zorgen ervoor dat meer zenders kunnen gaan uitzenden. Er ontstaan experimenten met lokale omroep, die later een in de wet vastgelegde plaats krijgen in het medialandschap. Het publiek bestel krijgt het zwaar te verduren. TROS en Veronica tonen aan dat het publiek duidelijkheid wil. Een gevolg hiervan is dat de publieke omroepen de zenderkleuring invoeren. Met de komst van een vijfde, speciale doelgroepzender wordt de naam ‘Hilversum’ gewijzigd in ‘Radio’.
Op 1 januari 1988 treedt de Mediawet in werking. De overheid wil meer afstand nemen van de omroep. De wet regelt verzelfstandiging van de regionale omroepen en het facilitaire bedrijf van de NOS. We hebben al gezien dat de alleroudste zender, de Nederlandse Seintoestellen Fabriek/Hilversumse Draadloze Omroep (HDO), een omroep begint uit pure, commerciele overwegingen. Er moet geld verdiend worden, maar de publieke omroepen verstoren dit doel. In de jaren ’90 keert de commerciele omroep terug. Commerciele omroep is bij de Mediawet verboden, maar komt via een achterdeur binnen: via de kabel als zogenaamde ‘buitenlandse zender’, in 1992 wordt door een wijziging van de Mediawet, binnenlandse commerciele omroep mogelijk via de kabel en ether.
– Het medium radio nader bekeken
Na een uiteenzetting van een aantal begrippen van de massamedia heb ik onderscheid gemaakt tussen visuele en audiomedia. Een visueel medium is datgene wat men leest en ziet -in combinatie met wat men hoort terwijl een auditief medium puur datgene is wat men hoort. Vervolgens heb ik de verschillen aangegeven tussen horen (luisteren) en kijken (lezen en beelden, zoals televisie kijken). De verschillen tussen horen en lezen zijn dat een lezer nog eens kan teruglezen en zelf kan bepalen wanneer en waar hij begint te lezen.
Bij gesproken woord moet een luisteraar puur afgaan op de klanken, klemtonen, pauzes en andere akoestische middelen. Geschreven tekst moet eerst worden ‘opgelost’ voor het de geest van de lezer binnenstroomt, terwijl dit bij gesproken woord meer rechtstreeks verloopt. De verschillen gelden grotendeels ook voor beelden (televisie). Hier heeft het geluid een ondersteunende functie bij de beelden.
Radio is dan meer het medium van de verbeelding en doet een rechtstreeks beroep op onze verbeeldingskracht. Televisie is het medium van het beeld, waarin verbeelding veel minder mogelijk is, omdat het beeld er al is. Volgens Hans le Poole is radio de snelste weg naar het verstand en het hart van de mensen, hoewel het er vanaf hangt hoe de radio gebruikt wordt. Radio functioneert internationaal als een huisvriend, laat meer aan de luisteraar over of die wil luisteren of niet. Televisie is het kanon dat op de zintuigen gericht staat, eist de kijker met huid en haar op, meent Le Poole. Dolf Lok ziet het ontbreken van beelden bij de radio als een voor- en nadeel tegelijk. De werkelijkheid kan niet altijd even goed worden voorgesteld. Aan de andere kant is radio volgens hem objectiever, want er wordt meer op de inhoud gelet dan op het uiterlijk van een persoon.
Radio kent als specifieke kenmerken: snelheid; goedkoop; mobiliteit en diversiteit. Het medium heeft altijd drie hoofdfuncties gehad en heeft die nog altijd: informatie, amusement en educatie. Volgens Luppo Huizenga hoort hier de functie levensbeschouwing bij. De functies zijn in de loop der jaren niet wezenlijk veranderd, zo concluderen Le Poole en Huizenga. Wel zijn de onderlinge verhoudingen verschoven. De amusementsfunctie is in populariteit gestegen, met name door de opkomst van commerciële muziekzenders. De informatiefunctie is afgenomen omdat de televisie -zo blijkt uit onderzoek- als belangrijkste en betrouwbaarste bron wordt gezien. Radio komt pas na de krant op een derde plaats. Het educatie-aanbod is de laatste vijftien jaar vrij stabiel gebleven op de radio. Er bestaat een breed scala aan mogelijkheden voor de programmavormen van de radio, wat wijst op een veelzijdig medium.
De huidige postitie van de radio
Er bestaan momenteel 35 landelijke zendgemachtigden, 13 regionale omroepen, 388 lokale omroepen en 10 commerciële radiozenders in Nederland. Onderzoek naar het kijk- en luistergedrag wordt steekproefsgewijs verricht door de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek (KLO) van de NOS. Een aanpassing van de Mediawet in 1992 zorgt ervoor dat binnenlandse, commerciële televisie en radio via de kabel mogelijk werd.
De commerciële zenders groeien als kool. Ze worden goed beluisterd en hebben inmiddels een marktaandeel van 39,2% behaald, zo blijkt uit cijfers van KLO over juli/augustus 1996. De publieke radiozenders verliezen fors aan reclame-inkomsten door de commerciële opmars. De landelijke publieke radiozenders zijn bij de introductie van de commerciële zenders ‘gekleurd’: elke zender heeft zijn eigen doelgroep. Een aspect als horizontalisering, vaste programma’s op dezelfde tijd, staat hierbij centraal.
Het rapport van de Commissie-Ververs gaat over de organisatie en functie van de publieke omroep en zegt weinig over radio en juist veel over televisie. Volgens Le Poole is dat ‘bijna luiheid’. Hij vindt het een absoluut tekort aan het rapport. Radio en televisie kunnen niet over één kam worden geschoren. Omdat het meeste geld naar televisie gaat, is de politiek volgens hem hierin het meest geïnteresseerd. De radio verdient volgens Le Poole een eigen plek in het medialandschap. Hij benadrukt het belang van overdracht van vrije, onafhankelijke informatie. Bij televisie raken mensen teveel ingesteld op het commerciële; ‘als het niet boeiend is, moet je niet kijken’. Huizenga wijst op een verschil in ontwikkelingsfase tussen televisie en radio. De radio is volgens hem een vanzelfsprekend medium geworden dat voor loopt op de televisie. ,,Die hele netmanagers-gedachte is bij televisie nieuw, bij radio bestaat dat al een hele tijd.”
De zendtijd voor de regionale omroepen is de laatste jaren fors toegenomen. Regionale luisteraars zijn over het algemeen 50-plussers. De regionale programma’s brengen een combinatie van regionaal nieuws en muziek. Deze combinatie wordt gewaardeerd, zo blijkt uit KLO-onderzoek. De opmars van de regionale omroep is relatief, omdat het aantal zenduren en zenders de laatste jaren is toegenomen. Het marktaandeel stijgt daarentegen niet veel. Er is een bepaalde mate van stabiliteit. De lokale omroepen hebben vanaf het begin hun ‘nut’ moeten bewijzen. Ze zijn ervan overtuigd dat lokale omroepen een ‘eigen plaats’ verdient in het publieke bestel. Een grootschalig onderzoek van Intomart in 1994 toont aan dat de lokale omroep na radio 3 en de regionale zenders het best beluisterd wordt. In het rapport van de Commissie-Ververs wordt het specifieke, zelfstandige karakter van de lokale omroep benadrukt. De Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) vindt dit een goede zaak en wil zo doorgaan.
Met de introductie van abonnee-radio via de kabel is een begin gemaakt door het bedrijf Music Choice. Ontvangers hebben thuis hiervoor een digitale decoder aangesloten op hun radio en kunnen 24 uur per dag non-stop muziek horen op 25 naar keuze te bedienen, soorten kanalen.
Er wordt over het algemeen meer naar radio geluisterd dan televisie gekeken, concludeert Henk van Zurksum, onderzoeker bij KLO. Mensen luisteren vooral voor nieuws en amusement naar de radio en dat zal blijven, ondanks de komst van nieuwe media als Internet, zo verwacht hij. De populairste luisterplaats naar de radio is nog altijd thuis (59%).
De toekomst van de radio
Volgens Luppo Huizenga (NOS) vormt het nieuwe medium Internet geen bedreiging voor de informatiefunctie van de radio, juist omdat Internet interactief is en de huidige radio passief. ,,Het is naar zijn aard ook een ander soort medium.’’ Huizenga verwacht dat beide media in in de toekomst geen concurrenten zullen worden. ,,Hoogstens televisie en Internet.’’
Op 20 november 1996 ging XS Radio als eerste Internet-radiozender van start. Programma’s kunnen uit een grote database worden gehaald, waar, wat en wanneer men maar wil. Volgens initiatiefnemer Somogyi is de techniek veel beter en brengt het programma’s voor allerlei kleine doelgroepen. ,,En dat is iets wat noch de commerciële zenders, noch publieke zenders brengen.’’ Hans le Poole vindt de huidige radio nog altijd het snelste medium wat betreft de melding van nieuws en noemt als voordeel de mobiliteit van het medium. ,,Met Internet zit je toch weer vast aan je scherm.’’
Uit kijk- en luisteronderzoek blijkt dat mensen de televisie als het belangrijkste en betrouwbaarste bron zien. De aandacht gaat vaker uit naar televisie dan naar radio. De impact van het medium bepaalt het succes ervan. Jean Marie Peters wijst op de oprukkende beeldcultuur van bijvoorbeeld muuraffiches, televisiespots, magazines en bioscopen. ,,De buitenwereld is voor iedereen in de Westerse wereld toegankelijk geworden.’’ Volgens Peters verdringt het beeld het woord niet, hoewel voor het laatstgenoemde wel minder tijd overblijft. De beeldcultuur is niet alleen maar negatief te benaderen, zo betoogt Peters. Verschillende zaken worden volgens hem verward en te veel over één kam geschoren.
Abonnee-radio zal er niet komen, voorspelt Hans le Poole. De huidige radio kost vrijwel niets en dat is een groot voordeel. De ophef over de veelheid aan reclame is onzin, beweert Le Poole. ,,Je dacht toch niet dat mensen écht tegen reclame waren? (…) Mensen roepen vaak grotere dingen dan ze in werkelijkheid menen.’’ Wanneer radio een huisvriend moet blijven, zal ‘een vriendelijke stem met goede muziek blijven pakken’. Met de komst van digitale radio, waardoor er meer ruimte voor nieuwe zenders ontstaat zal er wellicht een vorm van abonnee-radio ontstaan, zo verwacht Ruud Vader, directeur van NOZEMA.
Volgens Huizenga raakt de markt voor commerciële zenders op een gegeven moment verzadigd. ,,Uiteindelijk is er maar een beperkte markt in Nederland’’, zegt Huizenga.
De digitale radio wordt uitgezonden via het kabelnet, dat inmiddels 90% van de huishoudens in Nederland bereikt. Het biedt diverse voordelen, zoals minder storing, verbeterde geluidskwaliteit en de mogelijkheid om programma’s op te slaan voor individueel gebruik. Bruno Felix, projectmanager van het project ‘VPRO-digitaal’ is ervan overtuigd dat er binnen tien jaar geen voorgeprogrammeerde uitzendingen zullen zijn en dat luisteraars hun favoriete programma uit een database kunnen halen wanneer zij dat willen.
Kabel bedreigt de mobiliteitsfunctie van de radio. Wanneer het probleem van de ether-schaarste door nieuwe technieken is opgelost, zal men de ether weer meer gaan gebruiken, zo verwacht Ruud Vader. Met de digitale radio houdt de stichting Digital Audio Broadcasting zich bezig. Hierin zijn kabelexploitanten, de auto-industrie en zendgemachtigden vertegenwoordigd.
De overheid heeft van oudsher de taak gehad om de samenleving te laten functioneren als een gemeenschap van vrije en verantwoordelijke mensen, zo typeert de KRO de rol van de overheid in het publieke bestel. De overheid is voortdurend bezig met het zoeken naar een goed evenwicht tussen publieke en commerciële sectoren. Belangrijke uitgangspunten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) voor het mediabeleid vormen hierbij de cultuurpolitieke belangen, pluriformiteit van de informatievoorziening en de kwaliteit ervan (Notitie Mediabeleid, 1995). Burgers moeten tegen betaalbare prijzen toegang krijgen tot dergelijke informatievoorzieningen. Ook moet monopolievorming worden voorkomen en de mededingingsverhoudingen worden bevorderd. De Mediaraad is het adviesorgaan voor de regering op het mediagebied. De raad kijkt vooral naar de toekomst en wijst de regering erop dat het belangrijk is om een goede wetgeving te ontwerpen waarin alle informatiediensten kunnen worden ondergebracht. Op 26 juni 1995 bracht staatssecretaris Nuis (OCW) daarop de nota Liberalisering Mediawet uit voor aanpassing van de mediawet. Er zijn vier redenen voor het wijzigen van het beleid, dat op het moment al voor een deel gerealiseerd is: 1. Wetgeving aanpassen aan de nieuwe distributie-infrastructuur; 2. Wegnemen van blokkades voor vorming van regionale en lokale commerciële omroep ; 3. Schrappen van beperkingen voor commerciële radio- en televisiediensten en het creëren van de mogelijkheid om nieuwe diensten aan te bieden.
Programmamaker en eindredacteur Dolf Lok is overtuigd van de toekomst van het medium radio. De ‘overdreven’ kijkcultuur zal volgens hem afnemen en een verzadigingspunt bereiken. Het medium zal wel veranderen en ook integreren met Internet. De huidige functie, een goede, dat wil zeggen pluriforme informatievoorziening, zal volgens Lok blijven bestaan. Lok is tegen een staatsomroep en een ‘neutrale’ NOS die het nieuws brengt. ,,Ons volk bestaat niet uit ‘gelijkdenkers’, kijk maar naar verschillen in de politiek.’’
Hans le Poole is zeer bezorgd over de toekomst van de radio, omdat de geldstroom steeds meer versnippert. Kwaliteit leveren kan op deze manier niet langer, vindt Le Poole. Er zijn te veel zenders. De komst van digitale radio zal nog een jaar of twaalf op zich laten wachten. ,,Het kan morgen wel worden ingevoerd, maar dan zul je op termijn de analoge (huidige manier) uitzendingen moeten staken. Dat zal niemand doen. De benodigde apparatuur voor digitale radio is voor de consument nog veel te duur. Dat extra geld geeft niemand voor een radio uit.’’ Radio zal in de toekomst zijn plaats -wellicht iets kleiner wordend- blijven behouden, verwacht Le Poole. ,,,Je kunt er allerlei media naast gaan zetten die je van speciale gemakken voorzien of die dure, ingewikkelde informatie voor een winstgevend bedrag aanbieden, maar hoe hoger de winst, hoe sneller mensen weer zullen overstappen op een gratis medium als radio. Radio is ook vrij goedkoop om te maken. Dus het blijft aantrekkelijk. Radio kun je overal ontvangen.’’
Hans Broenink (TROS) is niet pessimistisch over de toekomst van de radio. De luisterdichtheid zal afnemen omdat het luisterpubliek steeds meer versnipperd wordt over de zenders, als de pluriformiteit maar overeind blijft, meent Broenink.
Luppo Huizenga (NOS) spreekt over de toekomst van de vijf publieke radiozenders en wijst op een centralisering in het beleid van de publieke radio. Volgens hem is het de enige manier waarop in elk geval de publieke omroep kan overleven. Nauw samenwerken is de enige oplossing en dat kan ten koste gaan van de pluriformiteit, maar dat is niet alleen de schuld van ‘Hilversum’, maar ook van de overheid die de omroepen een paradoxale opdracht meegaf: programma’s maken voor een breed publiek en tegelijkertijd voor je doelgroep. ,,Zoals het er nu voor staat, blijven de omroepen zelf programma’s produceren, maar bepaalt een ander op welke plek het terecht komt”, aldus Huizenga. Het meest recente nieuws over de toekomst van de publieke omroep is dat staatssecretaris A. Nuis in het jaar 2000 één nationale omroep wil. Alle omroepen verliezen hun zendmachtiging en krijgen minder inspraak in de nationale omroep. Kijk- en luistercijfers en leden bepalen dan de programmering op radio en televisie.
Slotconclusie
,,Wat is de plaats van de radio aan het begin van de 21e eeuw in Nederland? Welke taken en functies heeft het medium nu en hoe zal het medium in de toekomst gebruikt worden?’’, zo luidt de probleemstelling van deze scriptie. Aan het slot hiervan is het tijd geworden om enige conclusies te trekken.
Het lijkt me aardig om antwoord op deze probleemstelling te geven aan de hand van de in de inleiding geintroduceerde stelling: ,,Radio is een ondergewaardeerd medium en is het stiefkind van de heersende kijkcultuur. Het medium zal niet verdwijnen, maar in afgeslankte en andere vormen doorgaan’’.
Ondergewaardeerd en stiefkind van de heersende kijkcultuur…
Naar mijn overtuiging zien te veel mensen de radio als een medium dat er ‘gewoon’ bij hoort of ‘van vroeger’ is en niet als een volwaardig medium als bijvoorbeeld televisie. Wie zegt er nu: ,,Heb je dat-en-dat gisteren op de radio gehoord?’’ Niemand toch?! We leven in een beeldmaatschappij. Alles wordt meer en meer gevisualiseerd. Alleen het beeld lijkt te tellen. Even een testje voor de lezer. Wanneer u moest kiezen of de radio of de televisie het huis uit zou moeten, wat zou u in zo’n geval doen?
De beeldgerichtheid van vandaag de dag speelt de radio behoorlijk parten. Hoewel uit cijfers blijkt dat de radio nog altijd meer luisteraars heeft dan de televisiekijkers, draait het uiteindelijk om de vraag wat uiteindelijk de impact van een medium is. Tenslotte willen programmamakers via een massamedium iets overdragen. De hoge luistercijfers zeggen niets over het soort programma waarnaar geluisterd wordt! Het marktaandeel is vooral ‘te danken’ aan de opmars van de commerciele amusementszenders als Sky Radio, Radio 538 en Radio 10 Gold. Deze zenders, waarbij piratenzenders als Veronica en Radio Noordzee de voorlopers waren, hebben tot ‘vertrossing’ (vervlakking) geleid, waarbij een duidelijke, horizontale programmering centraal staat volgens een bepaald format. Luisteraars weten wat ze kunnen verwachten. Met deze voorspelbaarheid wordt het verrassingseffect dat radio kan hebben -het interessante nieuwtje of de boeiende reportage- sterk gereduceerd.
De vervlakking heeft al tot een flinke afname van belangstelling voor het pluriforme radiobestel geleid. De publieke zenders volgen inmiddels het commerciele voorbeeld na. Zenderkleuring, horizontalisering en centralisering van bestuur zijn begrippen die in Hilversum niet onbekend zijn.
Bijna de helft van het marktaandeel is nu in handen van de commercie. De oeroude bedoeling van het medium radio, geld verdienen, keert terug. In feite wordt hiermee het kwaliteitsniveau van de radio beperkt tot de hoofdfunctie amusement, want dat brengt geld in het laatje! Wellicht komt er in de toekomst een keerpunt waarop men in zal zien dat het ‘te veel van hetzelfde is’. Geschiedenis, heden en verleden hebben zich altijd gekenmerkt door golfbewegingen in opvattingen. Nu is het weer de tijd van de commercie, over twintig jaar weer publieke omroep?
Met deze scriptie heb ik willen aangegeven dat de radio veel meer omvat dan amusement. Het medium is uniek en juist veelzijdig! Uniek omdat de luisteraar puur moet afgaan op klanken, klemtonen, pauzes en andere akoestische middelen. Dat is ‘nieuw’ voor de doorsnee kijkbuismens. Het is het medium van de verbeelding, waarin een actieve luisterhouding wordt gevraagd van de luisteraar. De luisteraar denkt mee, laat de informatie zijn geest binnenstromen. Het is -zoals Le Poole zegt- de snelste weg naar het verstand en het hart van de mensen. Het medium zet onderwerpen uitvoerig neer en prikkelt de fantasie. Kortom: het vraagt activiteit van de ontvanger, maar dringt zich niet op! Radio komt uit onderzoeken naar voren als een ‘huisvriend’. Het laat aan de luisteraar over of hij wil luisteren of niet en vraagt niet constant om aandacht. Beelden op televisie, Internet, op straat: allemaal vragen ze honderd procent aandacht. Constant. Men kan er niet ‘even’ wat anders naast doen. Bij radio kan dat wel. Radio is zoals gezegd, een veelzijdig medium. Allerlei vormen van radio zijn mogelijk, maar worden te weinig gebruikt. Waar is het hoorspel bijvoorbeeld gebleven? En de lange documentaires? Oh, ja, natuurlijk. Ze zijn er nog wel, maar bieden onvoldoende tegenwicht tegen de commercie!
Vanaf het begin heeft de radio drie hoofdfuncties gehad, namelijk informatie; amusement en educatie. Als vierde kan men levensbeschouwing onderscheiden. De informatiefunctie is minder belangrijk geworden, omdat mensen televisie nu als belangrijkste en betrouwbaarste informatiebron zien. Radio staat op de derde plaats, na de krant, zo blijkt uit onderzoek. De amusementsfunctie is sinds de komst van de piratenzenders en commerciele muziekzenders enorm in populariteit gestegen. De educatiefunctie is door de jaren heen vrij stabiel gebleven. De levensbeschouwelijke functie is terug te vinden in de doelgroepzender, radio 5. Hierop komen allerlei groeperingen aan het woord. De kracht van het medium zit ‘m ook in zijn specifieke kenmerken. Radio is snel en daardoor actueel; mobiel; niet duur in productie en aanschaf, en divers (indringend tot heel bescheiden, de huisvriend-gedachte).
Radio zal niet verdwijnen, maar in afgeslankte en andere vormen doorgaan.
De radio zal niet verdwijnen, dat staat als een paal boven water, want daar is het medium ‘te uniek’ voor. Er is geen ander medium dat het specifieke karakter van radio waarborgt. De huidige ontwikkelingen wijzen op de mogelijke komst van abonnee-radio, de radio voor specifieke doelgroepen. Hiervoor zal betaald moeten worden. Publieke omroepen boden tot nu toe ‘gratis’ doelgroepinformatie aan, maar moesten tegelijk een brede groep mensen bedienen. Die paradoxale opdracht zal het publieke, pluriforme bestel uiteindelijk de das om doen in de concurrentiestrijd tegen de commercie. De reclame-inkomsten dalen immers en zonder voldoende geld vaart niemand wel. De regionale omroepen hebben een flink aandeel in de radiokoek. Lokale en regionale zenders worden redelijk tot goed beluisterd. Wellicht is een mogelijke oorzaak hiervoor de voortdurende informatiestroom die aan ons voorbijtrekt, waarvan we de helft niet oppikken. Wat dicht bij huis zit, wordt sneller opgepakt.
Het aanbod van nieuwe zenders stijgt, de beschikbare etherfrequenties worden schaars. Als oplossing wordt hiervoor de kabel gebruikt. Digitale uitzendingen zijn minder storingsgevoelig en de geluidskwaliteit is vergelijkbaar met een compact disc. Een nadeel van digitale radio is dat de mobiliteitsfunctie van radio, door gebruik van die kabel, afneemt.
De radio zal waarschijnlijk deels integreren met Internet. De eerste Internet-radiozender bestaat inmiddels al. Die ‘geluidsdatabases’ zullen net als bij abonnee-radio zeker een bepaalde groep huidige luisteraars aanspreken, of dit verder zal toenemen, valt nu nog niet te overzien. Wanneer er bezuinigd moet worden zal dit waarschijnlijk op onder andere abonnee-radio zijn en zal men terugvallen op de ‘gratis’ omroepen.
Het huidige luisterpubliek zal nog verder versnipperen, wanneer de trend op het gebied van abonnee-radio en Internet-radio zal doorzetten. Radio blijft radio, alleen in een andere vorm.
De overheid heeft zich door de jaren heen vrij terughoudend opgesteld ten aanzien van de regelgeving van de radio. Zij wilde de samenleving laten functioneren als een gemeenschap van vrije en verantwoordelijke mensen. Wanneer zij echter de commerciele omroep buiten de deur had gehouden, zou de toekomst van het medium radio in Nederland er heel anders uitzien. De overdracht van vrije, onafhankelijke informatie blijft van levensbelang voor het functioneren van een democratie als Nederland.
De Commissie-Ververs besteedt in haar rapport te weinig aandacht aan een specifiek medium als radio. Omdat het bij televisie om zoveel geld gaat (radio is immers zo goedkoop!), gaat daar -onverdiend- de meeste aandacht naar uit. De opvatting dat problemen bij radio niet beter opgelost kan worden dan het nu gaat, dat wil zeggen door middel van de netmanagers-gedachte, is onzin. Ik ben het eens met Van der Veer dat het wel degelijk uitmaakt dat de omroep zelf kan bepalen waar en wanneer een programma wordt uitgezonden. Anders winnen de populaire programma’s: zij krijgen de beste uitzenduren en trekken de slechtst beluisterde programma’s (vaak de identiteitsgerichte programma’s) aan het kortste eind. En verdwenen is die felbegeerde pluriformiteit!
Verdwijnen zal de huidige publieke radio niet. Al was het ‘maar’ vanwege de -nog altijd- gesegmenteerde samenleving, de lage productie- en aanschafkosten, mobiliteit en actualiteit. Wellicht dat er landelijke publieke radiozenders verdwijnen en dat de regionale en lokale omroepen in populariteit zullen stijgen.
Uit hoofdstuk 1 kunnen we concluderen dat de uitvinding van de radio ervoor gezorgd heeft dat draadloos, geluid kon worden verzonden. Het medium was een van de eerste toegepaste vormen van de draadloze communicatie. Laten we die herinnering vasthouden en bedenken dat vooruitgang (televisie, Internet) niet per definitie een verbetering hoeft te zijn. Soms worden er uitvindingen gedaan die ‘gewoon’…. vanzelfsprekend in orde zijn! Laat die radio zelf maar eens spreken….
Daar kan geen scriptie tegenop. Met dank aan de afstudeerscriptie van Hans-Lukas Zuurman. 30 november 1996.
Laatste update: woensdag 21 februari 2001. [Radiowereld.NL]