Afgelopen maand sprak de Tweede Kamer met staatssecretaris Van der Laan (Cultuur) over de publieke omroep en haar voorstel om het aantal benodigde leden voor de C-status te verlagen van 300.000 naar 150.000. Een goede ontwikkeling die de vraag oproept waarom de overheid niet actief de vorming van nieuwe aspirant publieke omroepen stimuleert maar vooral lijkt af te remmen, aldus Niko Koffeman.
Waarom krijgen (nieuwe) politieke partijen zendtijd om hun ideeën kenbaar te maken aan de kiezers, en nieuwe omroepen niet? Waarom worden nieuwe initiatieven zoals enkele jaren geleden BNN en DNO vooral met argwaan bekeken en niet met meer vreugde ontvangen? Is het dan toch vooral een gesloten winkel met een traditie van bijna 100 jaar waarin weinig nieuwkomers de kans kregen zich te vestigen?
Nieuwe omroepen kunnen nauwelijks zonder kruiwagens tot ontwikkeling komen. De EO had haar zeer gemotiveerde achterban in de orthodoxe kerken, DNO kreeg hulp van externe financiers om huis aan huis in geheel Nederland een krant te bezorgen bij de ledenwerving en werd bij de start gefaciliteerd door de TROS, BNN werd geheel gelanceerd vanuit een bestaande commerciële omroep (Veronica) met bijbehorende zendtijd en reclamegelden, Veronica zelf kon teren op haar verleden als zeezender. Maar wat moeten nieuwe omroepen die zonder mediasteun ontstaan en zich een plaats willen verwerven in het publieke bestel, zoals Max en Nútopia?
De vraag rijst of de 50.000 leden-eis die geldt voor de aspirant-status fair is op het moment dat de overheid de aspiranten niet de mogelijkheid biedt zichzelf te presenteren. En de bestaande omroepen weinig reden hebben veel aandacht te besteden aan nieuwe initiatieven die al snel worden gezien als mee-eters uit de publieke omroepruif.
En waarom wordt er gemeten met twee maten. Waarom zegt Bert Bakker (D66) dat BNN hoe dan ook zou moeten blijven, zelfs als niet aan de ledeneis voldaan zou kunnen worden en waarom laten politici zich zo besmuikt uit over andere nieuwe omroep-initiatieven?
Waarom wordt zendtijd op grond van levensbeschouwing vooral verdeeld onder de kerken (aangevuld met de humanistisch zuil) maar zou de levensbeschouwing van vier miljoen georganiseerde dieren-, natuur- en milieubeschermers geheel aangewezen moeten zijn op protestantse, katholieke of liberale zuilen als bijgerecht?
Emancipatie is de bevrijding van onderdrukking en achterstelling en gaat vrijwel altijd vergezeld van scepsis. Toen een eeuw geleden om deze tijd groepen voortrekkers vrouwenkiesrecht en andere vormen van gelijkheid voor vrouwen bepleitten werden ze weggehoond en datzelfde lot trof ook hen die slaven en kinderen rechten wilden geven. Toch is het aan hun doorzettingsvermogen te danken dat kinderen nu niet meer op jonge leeftijd tewerkgesteld worden in fabrieken, vrouwen in vrijwel alle opzichten gelijke rechten hebben als mannen en de slavernij niet meer is toegestaan.
Weinigen in de huidige publieke omroep lijken zich te realiseren dat dieren, natuur en milieu ondergeschoven kindjes zijn binnen het publieke bestel waar het hun rechten betreft. Dat er nauwelijks of geen aandacht is voor het feit dat dieren, natuur en milieu een eigen waarde vertegenwoordigen die volledig los staat van hun nut voor de mens. Het onvolprezen Vroege Vogels niet te na gesproken, maar dat blijft toch beperkt tot twee uurtjes radio op de zondagochtend… Professor Paul Cliteur stelt dat dierenwelzijn (inclusief de leefomgeving van mens en dier) de blinde vlek vormt van onze samenleving en dat we over 50 jaar in schaamte zullen omzien naar wat we andere levende wezens hebben aangedaan. Met die perspectivische verkleining (wie dan leeft, wie dan zorgt) wil men dat nog wel van hem aannemen, maar wie geen 50 jaar wil wachten, kan rekenen op hetzelfde hoongelach als de emancipatiebeweging van 100 jaar geleden ten deel viel.
Angst is een slechte raadgever. Een publieke omroep die vernieuwing en verjonging op voorhand uitsluit en de winkel krampachtig gesloten houdt, tekent haar eigen doodvonnis. De kritiek op de publieke omroep komt niet uit de lucht vallen, het publiek is het beu bediend te worden volgens de maatschappelijke ordening van 100 jaar geleden of op grond van min of meer toevallige oplages van omroepbladen. Het publiek wil kunnen kiezen binnen een levend en eigentijds publiek bestel. Een publieke omroep die levensvatbaar wil zijn vereist revitalisering, niet het kunstmatig overeind houden van versteende zuilen. De auteur is voorzitter van de nieuw opgerichte omroepvereniging Nútopia.[KrantenOnline/Radio.NL]