Televisie, is dat radio met een beeld erbij? Of is televisie iets heel anders, waarvoor je, naast een prettige verschijning, heel andere vaardigheden moet hebben? Ik stel deze vraag eigenlijk omdat het me opvalt dat er steeds meer mensen, die we hebben leren kennen als “radiodier”, op de vaderlandse kijkbuis verschijnen. Is dat een trend of is het eigenlijk altijd al zo geweest?
Ik weet dat er mensen zijn, wier stemmen dagelijks via de radio weerklinken, maar die absoluut niet in beeld willen komen. Zij willen de illusie die ze via het prachtige medium radio weten te creëren, niet verstoren. Want, Peter van Bruggen zei het al meerdere malen, radio is illusie. Radiopresentatoren weten, op basis van iets heel kleins, vaak iets heel groots te presteren. Met slechts woorden bepalen zij de sfeer van het programma.
Toch zie ik steeds vaker mensen overstappen van radio naar tv of beide media met elkaar combineren. Kort voor het schrijven van deze column heb ik de tweede aflevering in het nieuwe seizoen “Jensen” geconsumeerd. Een talkshow van de man die we al een tijdje kennen als het “enfant terrible” van voorheen Veronica FM, thans Yorin FM. En ik moet zeggen, op de tv is hij niet veel anders dan dat. Een soort moderne Jan Lenferink.
Kas van Iersel is wat mij betreft een goed voorbeeld van een radiodier dat het uitstekend doet op tv. Met veel plezier heb ik altijd gekeken naar zijn quiz “Denktank” en ook het programma “Over de balk” verdient wat mij betreft alle lof, niet in de laatste plaats door de olijke presentatie van Kas. Gek eigenlijk, want op de radio was hij in mijn oren eigenlijk nooit een uitblinker. Of heb ik nooit goed genoeg geluisterd?
Beslist wel een uitblinker was Frits Spits. Zijn avondspits is nog altijd ongeëvenaard en ook rond lunchtijd weet hij een flinke massa mensen te vermaken met zijn radioprogramma’s. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik me niet tot die massa kan rekenen, om de eenvoudige reden dat ik dan meestal zelf net uit de studio kom en onze eigen zender op het staan. Maar ergens spijt me dat, want ik heb nog steeds veel waardering voor Spits.
Toch viel zijn tv-verschijning me destijds tegen. En dat gevoel is nooit meer weggegaan. Misschien kwam het omdat ik Aad van den Heuvel gewend was in “Ook dat nog” en de poging van Frits om het ontstane gat te vullen niet bijzonder goed geslaagd vond. Maar misschien was het ook wel de illusie van het medium radio die door Frits’ verschijning steeds meer werd doorbroken.
Als dat laatste het geval is, zouden radiomakers misschien maar beter niet op tv moeten komen. Maar dat lijkt ook weer verkeerd, als we kijken naar de zeer goede verrichtingen van bijvoorbeeld Martijn Krabbé en Edvard Niessing. En intussen komen er steeds meer bij. Ik vernam dat ook Tim Klijn inmiddels aan een tv-carrière is begonnen. Ik heb ‘m nog niet gespot, maar dat komt waarschijnlijk omdat mijn tv niet zo vaak aan staat.
Hoewel het werken voor tv kennelijk een bepaalde aantrekkingskracht op radiomakers uitoefent, weten sommigen na een korte try-out al zeker: dit is niets voor mij. Wie herinnert zich Tom Mulder bijvoorbeeld nog, die destijds een kwisje en wat zingende kids presenteerde? Ik denk dat Tom ook anno 2002 nog wel een programma zou krijgen, als hij dat zou willen. Maar waarschijnlijk had hij zoiets van “schoenmaker, blijf bij je leest”…